Synchroon met de baan van licht die de
zon in een trage golf over de heuvels werpt en welke over een deel van het
balkon strijkt, schuif ik telkens een stukje op. Ik lees een boek en kijk na
iedere bladzijde even om mij heen. Als het terras voor de helft baadt in het
licht en het op die plek aangenaam warm is, zweeft
zij voorbij, leunt gewichtloos op het hekwerk en overziet het dal. Pas dan
wenst zij mij goedemorgen. Ik sta op en kus het gouden gloren.