donderdag 7 december 2023

Objectdialoog

 

Van donkergeel naar bijna oranje staat de bos asters in een vaas op tafel. Zonder enige zichtbare emotie slaat hij de schrijver gade. Die zit achter een pas aangeschafte laptop. Af en toe lijkt het of hij pauze neemt, voor zich uit staart en met de handen zijn gezicht bestrijkt.

‘Hallo schrijver, zie je mij nog staan?’
‘Ja natuurlijk, al lijkt het soms minder.’
‘Dat was eerst wel anders. Je genoot van mij en ik van jouw aandacht.’
‘Doe ik nog steeds hoor. Alleen de dagen zijn inmiddels weer gewoon aan het worden. Dat begrip, gewone dagen, is ambigu. Enerzijds ‘vergeet’ ik dan het bijzondere in het algemene, anderzijds mijn doen en laten komt langzaam weer in de oude toestand. Ik wil die situatie echter niet algemeen noemen. Toch, jouw opmerking is wel een eyeopener om alert te zijn.’

Er was regen opgegeven voor vandaag. Even, zo rond het middag uur, leek het erop. De lucht trok dicht met donkere wolken. Nu is de lucht opgeklaard en lijkt het vals alarm.

‘Om op je vraag van zojuist terug te komen; waar kijk jij graag naar, behalve naar mij, de schrijver?’
‘Mmm, de snuisterijen op tafel.’
‘Wat is daarmee?’
‘Het is geen troep hoor, maar rommelig. Met een schuin oog kijk ik naar het blad dat opengeslagen ligt naast je laptop. Ik lees mee en zie in vette rode letters ‘Stijloefening Voor Volle Dagen staan’. Onder punt twee, of eigenlijk erachter, staat als titel: het object. De bedoeling is dat twee objecten met elkaar in gesprek gaan. Het lijkt erop dat wij dat doen.’

‘Als je mij als object ziet, wat heb je mij te vertellen?’

‘Ik heb je meer te vragen. Bijvoorbeeld bij wat er aan de muur hangt. Ik zie een rund, een kneu, en een beeld. Die laatste hangt niet, maar staat voor een muur. Kun je over die dingen meer vertellen?’

Het lijkt wel of de lucht opentrekt. Er is zelfs wat blauw te zien. In de vijgenboom bungelt een pimpelmeesje aan een takje. De schrijver tikt en tikt. Heeft er plezier in.

‘Het rund is getekend door een vriend. Het symboliseert wat belangrijk is voor hem. Zo is de vriend een beetje bij mij, als ik naar de tekening kijk. Dat geldt ook voor de kneu in prachtkleed. Hij herinnert mij aan het samenzijn met een andere vriend en onze liefde voor de natuur en de ervaringen die wij samen deelden. Dat geldt ook voor het beeld. Ieder mens heeft wel enige binding met kunst. Een vriend, de maker van het beeld, noemde het ‘Door‘.
‘De ene mens is door, de andere niet. Snappie?’
‘Mmm’.
‘Ik leg het nog wel eens uit’.

Iedere dag ziet de schrijver de objecten. Soms staat hij er even bij stil. Denkt hij aan de makers en is hij even bij hen.

De zon gaat schijnen. De schrijver trekt de stoute schoenen aan. Even genieten van het ‘bijzondere in het algemene’, denkt hij en vermoed ik.