donderdag 22 september 2016

Verboden te lachen



zilte Zeeuwse kust
meidoorns weerbarstig gebogen
in het achterland





Het grind knispert onder de banden van de auto als wij langzaam een van de twee slagbomen naderen. Ik speel voor poortwachter, trek de stalen pen uit het gat die de slagboom met een roestvrijstalen beugel verbindt en geef de houten balk een zetje. Nu kan Peter zijn auto oprijden naar de volgende versperring honderd meter verderop. Ik kuier achter de auto aan, om daar de handelingen te herhalen. Bij de ‘receptie’ oriënteren wij ons met behulp van een plattegrond waar onze kampeerplek voor de komende drie nachten zich bevindt. Wat opvalt, is dat ontvangstruimte vol hangt met briefjes van divers formaat. Elke brief bevat een tip, een boodschap of een kampregel. Bij de toilet- en wasruimte is het niet anders. Overal op het terrein gelden regels, zo mag je niet langer douchen dan twee minuten en na tien uur ’s avonds mag er niet meer gesproken of gelachen worden. Het enige wat wij nog missen is een kampwachter die ons na twee berispingen zal bestraffen met een strafcorvee of erger. Op plaats veertig aan het einde van een kreek, waar zo nu en dan een ijsvogel overheen scheert, maken wij ons kampement. Daar maken wij ook kennis met de kampwachter, een kenau die op een krakende fiets het terrein afspeurt op eventuele overtredingen. De vrouw gekleed in het camouflagegroen draagt vaag schoeisel dat het midden houdt tussen orthopedische halfhoge veterschoenen en legerkistjes. Quasi vriendelijk heet zij ons welkom, om ons direct te verordonneren om de auto op de parkeerplaats te zetten. ‘Maar natuurlijk mevrouw’, roept mijn kampeermaatje met benepen stem. Ook maakt zij duidelijk dat er beslist geen vuur gemaakt mag worden direct op het frisgroene gras, daar is de vuurplaats voor bestemd. Dan stapt zij op haar fiets en rijdt met rechte rug naar elders waar zij haar macht kan laten gelden.





Bij Westkapelle ligt de hoogste duintop van Nederland. Wij overwinnen de bult en vergapen ons aan het uitzicht: De Noordzee, weids en surrealistisch door de zon beschenen en het strand diep beneden ons. Op een markant punt beoefenen enkelen bij aflandige wind het hanggliden. Met een valscherm springen de sporters vanaf het duin de diepte in. Op de wind ‘glijden’ de waaghalzen vervolgens langzaam naar het strand om zacht te landen. Wij kiezen voor veiligheid en nemen de trap. Met zon zee en zand in gedachten, rijden wij aan het einde van de middag naar de camping. Ons lange kampeerweekeinde besluiten wij met een minibarbecue en een kampvuur, al mag dat laatste volgens de kampregels niet. Echter regels zijn er om overtreden te worden, of zoals wij doen door een ’maas in het net’ te vinden. Uiterst zorgvuldig om niets te beschadigen stoken wij ons vuurtje en kletsen over van alles en nog wat, totdat van uit het donker een lichtje zichtbaar wordt. Horen wij daar niet het kraken van kampwachters fiets? Twee mannen van vijftig plus knijpen als kwajongens de billen samen.