zilte Zeeuwse kust
meidoorns weerbarstig gebogen
in het achterland
Het
grind knispert onder de banden van de auto als wij langzaam een van de twee
slagbomen naderen. Ik speel voor poortwachter, trek de stalen pen uit het gat
die de slagboom met een roestvrijstalen beugel verbindt en geef de houten balk
een zetje. Nu kan Peter zijn auto oprijden naar de volgende versperring honderd
meter verderop. Ik kuier achter de auto aan, om daar de handelingen te
herhalen. Bij de ‘receptie’ oriënteren wij ons met behulp van een plattegrond
waar onze kampeerplek voor de komende drie nachten zich bevindt. Wat opvalt, is
dat ontvangstruimte vol hangt met briefjes van divers formaat. Elke brief bevat
een tip, een boodschap of een kampregel. Bij de toilet- en wasruimte is het
niet anders. Overal op het terrein gelden regels, zo mag je niet langer douchen
dan twee minuten en na tien uur ’s avonds mag er niet meer gesproken of
gelachen worden. Het enige wat wij nog missen is een kampwachter die ons na twee
berispingen zal bestraffen met een strafcorvee of erger. Op plaats veertig aan
het einde van een kreek, waar zo nu en dan een ijsvogel overheen scheert, maken
wij ons kampement. Daar maken wij ook kennis met de kampwachter, een kenau die
op een krakende fiets het terrein afspeurt op eventuele overtredingen. De vrouw
gekleed in het camouflagegroen draagt vaag schoeisel dat het midden houdt
tussen orthopedische halfhoge veterschoenen en legerkistjes. Quasi vriendelijk
heet zij ons welkom, om ons direct te verordonneren om de auto op de
parkeerplaats te zetten. ‘Maar natuurlijk mevrouw’, roept mijn kampeermaatje
met benepen stem. Ook maakt zij duidelijk dat er beslist geen vuur gemaakt mag
worden direct op het frisgroene gras, daar is de vuurplaats voor bestemd. Dan
stapt zij op haar fiets en rijdt met rechte rug naar elders waar zij haar macht
kan laten gelden.
Bij
Westkapelle ligt de hoogste duintop van Nederland. Wij overwinnen de bult en
vergapen ons aan het uitzicht: De Noordzee, weids en surrealistisch door de zon
beschenen en het strand diep beneden ons. Op een markant punt beoefenen enkelen
bij aflandige wind het hanggliden. Met een valscherm springen de sporters vanaf
het duin de diepte in. Op de wind ‘glijden’ de waaghalzen vervolgens langzaam
naar het strand om zacht te landen. Wij kiezen voor veiligheid en nemen de
trap. Met zon zee en zand in gedachten, rijden wij aan het einde van de middag
naar de camping. Ons lange kampeerweekeinde besluiten wij met een minibarbecue
en een kampvuur, al mag dat laatste volgens de kampregels niet. Echter regels
zijn er om overtreden te worden, of zoals wij doen door een ’maas in het net’
te vinden. Uiterst zorgvuldig om niets te beschadigen stoken wij ons vuurtje en
kletsen over van alles en nog wat, totdat van uit het donker een lichtje
zichtbaar wordt. Horen wij daar niet het kraken van kampwachters fiets? Twee
mannen van vijftig plus knijpen als kwajongens de billen samen.