Net in de
twintig zit ik met mijn huidige lief, zolang ken ik haar al, in de Ardennen.
Stavelot meen ik mij te herinneren. Dorstig neem ik enkele slokjes bier. José
zit achter een glaasje witte wijn. ‘Daar heb je ze weer. Ze vliegen bij ons ook
door de wijk’. Enthousiast wijst zij naar zwarte op zwaluwen lijkende vogels.
De vleugels zijn dusdanig naar achteren gevouwen dat het miniatuur boemerangs
lijken. Zelden zie je ze zitten. Dat komt omdat ze relatief korte pootjes
hebben. Het is dan moeilijk landen en opvliegen.
Ik sla mijn
vogelgidsje open, zoek hem op en wijs haar de vogel aan. De gierzwaluw. Hij
heet weliswaar gierzwaluw, maar behoord niet tot de andere in Holland
voorkomende zwaluwen. Vandaar. Eind april komt hij binnen en rond augustus
vertrekt hij weer. Vogelliefhebbers hebben door de jaren heen de dagen dat hij
hier is geteld en kwamen uit op honderd dagen. Dat is dan ook zijn bijnaam:
Honderddagenvogel.
Voordat ik
een tekst op papier zet, gaan de woorden en zinnen vaak tijdens een wandeling
door mijn hoofd. In een sloot staat een blauwe reiger. Ik maak een praatje met
hem, of haar en groet de vogel van mijn moeder, die een groot fan van hem is.
Ze zal vast opfleuren na het lezen van deze tekst.
Hoe komt de
vogel nu aan zijn naam? Tsja. Gieren. Een boer giert regelmatig in de weilanden.
Daar gaat het gras goed van groeien. Dat zal vast niets met de vogel te maken
hebben. De snelheid waarmee hij door de lucht vliegt dan? Of, … de gierende
geluiden die hij daarbij maakt. Zijn roep. Dat zal het zijn.
Het voedsel van de
Apus apus, zijn Latijnse naam, bestaat
uit vliegende insecten, zoals muggen, (zweef)vliegen en dag- en nachtvlinders.
Voor hun jongen verzamelen ze tot wel enkele honderden insecten per keer in een
voedselbal, die vervolgens aan de jongen wordt gevoerd.
Als hij ons
land binnenkomt in het voorjaar, dan wordt hij regelmatig ‘vergezeld’ door de
boomvalk. Die snaait er zo af en toe eentje uit de lucht om hem op te peuzelen,
of in het seizoen te voeren aan zijn jongen. Maar daarover later meer.
En dan ineens
zijn ze weg, op trek. Het lijkt erop of ze elkaar een seintje geven, zich
verzamelen en vertrekken naar warm Afrika. Af en toe zie je nog enkele
achterblijvers rondvliegen boven de wijk.
Mijn tekst is bijna klaar in mijn bolletje. Nog even wordt ik afgeleid door zilver- en mantelmeeuwen die kabaal en ruzie maken. Giertjes zie ik niet meer. Zijn zij al op weg, of … het is tenslotte eind juli.