Nadat er was besloten om geen foto te nemen van
ons vijven, stopte zij met gelaten blik de camera in haar tas. Opgelucht
trokken wij onze jassen aan. Op een enkel gezicht was medelijden herkenbaar. De
rit naar huis verliep zwijgzaam. Thuis pakte zij haar camera. Met een pruillip
zei zij: “Nou, dan berg ik mijn cameraatje maar weer op”. Hiermee werd het
medelijden gevoed en nog dagen lang werden
sommigen van ons geplaagd door
gevoelens van ongemak