Als
ik de dijk ben opgelopen, zie ik hem in zijn karakteristiek houding zitten. ‘Hé’,
roep ik enthousiast. Verbaasd kijkt hij om. ‘Hallo’, zegt hij ingetogen. Wie is
die kerel, zou hij vast gedacht hebben. Ik ken hem niet. De wens zal de vader
van mijn gedachten geweest zijn. Daar waar ik dacht mijn vriend te treffen,
vergiste ik mij. Ik maak een praatje met de man en vraag of ik op corona
afstand naast hem mag komen zitten. ‘Ja hoor. Gezellig. En … twee zien meer dan
een’. Hij blijkt een ervaren vogelaar die veel verstand van ‘steltjes’ heeft.
Kan ik mijn kennis daarvan mooi ophalen. De kleine strandloper zie ik niet zo
vaak, dus … Verder herken ik ze allemaal.
Terwijl
hij een vlucht regenwulpen volgt, bewonder ik het gedrag van een tiental
boerenzwaluwen die modder verzamelen voor de bouw van hun nest. ‘Kijk nou’,
wijs ik op een reebok die vanaf het dijktalud in het water springt en blijkbaar
geschrokken in paniek door het water rent en springt. Plotseling verdwijnt hij
in een onvoorzien diepe geul onder water, maar komt snel weer aan de
oppervlakte en vervolgt zijn weg in onze richting. Dan staat hij stil om in het
struweel langs de oever te verdwijnen.
Als
de man ‘opgepiept’ wordt en hij gehoor geeft om naar de Maasvlakte te
verkassen, er zijn daar roodkeelpiepers waargenomen, breek ik op om mijn ronde
te vervolgen. Daar waar het Spui samenkomt met het Haringvliet, houd ik halt
voor een kleine koffie bivak. Op mijn ‘jagerskrukje’ strek ik mijn benen en nip
met kleine slokjes van de godendrank. Ondertussen volg ik een bruine kiekendief
aan de horizon. Zelf word ik vanuit een struik in de gaten gehouden door een
tapuit, die ik eerst aanzag als een bewegingsloze oneffenheid.
Nu,
in coronatijd, zie ik mensen van allerlei pluimage in natuurgebieden die ik anders
daar nooit tegenkom. Als ik geconcentreerd door mijn lens loer, word ik ineens
afgeleid door gezellig gebabbel verderop. Twee dames in joggingpak houden er
stevig de pas in en hebben, zo constateer ik, geen belangstelling voor wat er om hen
heen gebeurd. Plotseling houden zij hun pas in. ‘Kijk die meneer is aan het
filmen’. Ja, maar wij moeten toch om hem heen’. Het pad is smal en ik schuif
ietsje op, zodat zij achter mij langs kunnen. Na een bedankje gaat de pas er
weer in en praten zij er weer lustig op los.
Ook
ik ga verder. Inmiddels loopt het tegen het middaguur. Het hoogtepunt van de
zang is voorbij. De rustigere uren breken aan. Op een beschut plekje diep ik
een boterham op. Lunchtijd.