maandag 24 mei 2021

Een blokje om

Beste,

Je weet ik houd niet van regen. Vooral niet in kille jaargetijden. Als ik dan niet goed gekleed ben en de wind slaat tegen mijn klamme kleding aan, dan krijg ik het onaangenaam koud. Als buitenman zou ik de regen toch moeten kunnen doorstaan en het is dan ook meer de mentale drempel die mij tegenhoudt om eropuit te gaan. Vandaag is zo´n druildag. De buitentraining van mijn atleten is afgelast, ik stuur ze het krachthonk in. Daar ben ik niet echt nodig. Een atleet is zo gelouterd wat kennis en ervaring betreft dat hij zonder problemen de leiding over kan nemen. Maar wat moet ik nu op deze sombere zaterdagmorgen. Schrijven? Ik weet niet wat en dan is het voor mij een marteling om achter het toetsenbord plaats te nemen. Ik draal en draal en malaise lijkt het over te nemen. Koffie en een klein gesprek met mijn vrouw doen wonderen. Ik strik de veters van mijn schoenen en ga er gewoon op uit. Regenkleding laat ik thuis. Ik heb daar een nog grotere hekel aan dan de regen zelf.

 

bloemendijken in lente

groen geel en wit

raapzaad en fluitenkruid

geur van verse regen

zwaan herschikt

nest en vederkleed

 

Onlangs zijn er bij enkele weilanden nieuwe hekken geplaats, althans de palen daarvan. Het hek zelf laat al weken op zich wachten. Op een van die palen bevindt zich, een uitsteeksel. Ik ken het landschap, weet wat ik kan verwachten en vul onbewust mijn eigen scenes in. Dit moet een graspieper zijn. En inderdaad als ik mijn kijker richt zit het beestje half verzopen op de paal. Dichter en dichter mag ik hem naderen. Ik praat tegen hem, zoals Franciscus van Assisi in het warme Umbrië deed. Hij buigt zijn kopje. In zijn bekje hangt een rups dood te zijn, als voer voor zijn jongen. Dan vliegt hij op. Ik kan niet aan de indruk ontkomen dat zijn nestje zich aan de voet van de robuuste rasterpaal bevindt, tussen de brandnetels en ander groen.

 

Hoe somber je jezelf kan voelen, hoe sterk de regen daaraan kan bijdragen, als je beiden vergeet en opgaat in wat je ziet …

 

wind regen een zwaan

schaduwspel op het water

niets meer dan bestaan

 

De voorzijde van mijn broek is inmiddels doornat en ook een zijkant lijkt het op te geven. Rond de kraag van mijn jas sijpelen druppels over schouders en rug. Een rilling. Als een hond schud ik de kilte van mij af. Het grappige is dat ik meerdere passanten tegenkom. Sommigen zelfs twee keer. Zij gaan hetzelfde rondje, alleen dan tegengesteld. Allen groeten mij, op een vouw na. Die kijkt nors naar de grond als ik haar tweemaal passeer. Ik zou zeggen mevrouwtje: loop nog een rondje, het helpt. Echt waar.

 

En dan ben ik thuis. Mijn vrouw staat voor het raam. Met verkleumde vingers draai ik de deur van het slot. Lunchtijd. De thee is al gezet. In de middag klaart het op. Nog maar een rondje, maar nu op de fiets.       

   

 

 

 

 

 

 


3 opmerkingen:

  1. Wat een heerlijk leven heb jij toch: 's morgens wandelen, 's middags fietsen. En de regen, die wordt vanzelf zonneschijn. Ook voor de lezer van je gedichten.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat een heerlijk leven heb jij toch: 's morgens wandelen, 's middags fietsen. En de regen, die wordt vanzelf zonneschijn. Ook voor de lezer van je gedichten.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wat een heerlijk leven heb jij toch: 's morgens wandelen, 's middags fietsen. En de regen, die wordt vanzelf zonneschijn. Ook voor de lezer van je gedichten.

    BeantwoordenVerwijderen