woensdag 6 januari 2021

Het goudhaantje

Met de fiets aan mijn hand loop ik over het bospad, waarvan de schelpen door mijn robuuste schoenzolen tot gruis vermalen worden. Het geeft een gevoel van rust, evenals de zachte bries die door de elzen- en berkentakken waait. Sijsjes doen zich te goed aan de laatste restjes zaad die diep verstopt in de bruine elzenproppen liggen; zo nu en dan snaaien ze ook een insect. Net op het moment dat ik op wil stappen, vangen mijn oren een zacht en hoog sie-sie, dat zich met tussenpozen herhaalt. Ik speur tussen de takken en dan zie ik hem onrustig bewegend van tak naar herfstblad. Soms blijft hij als een kolibrie hangen en pikt naar een voor mij onzichtbaar insect. Als ik zijn felgele kruintje zie weet ik zeker wat ik al dacht: Het goudhaantje.

In het broedseizoen is hij voornamelijk in naaldbossen te vinden, maar tijdens de trek of in de wintermaanden komt hij ook graag in loof- of gemengde bossen. Het is een vrij mak beestje dat goed te observeren is. Ik weet nog goed, het was in de tijd dat ik landmeter was: Op het ECT terrein van de Maasvlakte zat ik op de grond om een meetpunt te markeren, toen er pal naast mij, waarschijnlijk uitgeput na een lange vliegreis, een goudhaantje landde. Voorzichtig ging ik op mijn buik liggen en praatte wat tegen hem. Ik strekte mijn arm en hand naar hem uit. Stoïcijns draaide hij wat met zijn kopje en pikte om zich heen. Fotograferen kon ik hem niet, alleen maar intens genieten. Dat brengt mij op nog een anekdote. In die tijd had je op de Maasvlakte een koffiehuis op de grens van de vuurtorenvlakte. Het koffiehuis was naast het ‘bakkie troost’ populair bij vogelaars, want regelmatig zaten er tijdens de trek goudhaantjes op de muur van de uitspanning. Niet schuw en moe na een lange reis kon je de vogeltjes goed bestuderen. Soms hipte er zelfs een op een telescoop.


goudhaantje foto Peter Ganzeboom

Een vogel die veel op het goudhaantje lijkt is de vuurgoudhaan. Zijn kruintje is knaloranje, alsof hij in brand staat. Daarnaast heeft hij een opvallende witte wenkbrauwstreep. Zijn roepje is min of meer hetzelfde als die van zijn neef sie-sie, maar dan lager en met grotere tussenpozen. Knap lastig allemaal om dit te onthouden en te onderscheiden; ook voor de ervaren vogelaar hoor, dus wees gerust.

Kom ik stap weer op mijn fiets, rijd over het schelpenpad dat langzaam overgaat in onverhard. Een vrouw met hond komt mij tegemoet. ‘Heb je de barmsijs nog gezien?’ vraagt zij. ‘Nee.’ roep ik terug. Die heb ik dan gemist bedenk ik mij spijtig.  
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten