Deze
zeldzaam mooie herfstmorgen heb ik de keuze om te gaan fietsen op mijn
racefiets, of om te genieten van de natuur op Voorne-Putten. Ik besluit om mijn
‘ros’ van carbon van stal te halen. Denk nu niet dat dit een makkelijke keuze
is, want op een dag als deze doe ik beiden graag. Als ik de polder achter mij
laat en langs het Spui naar het Haringvliet fiets, strijken honderden grauwe
ganzen neer in de grasgorzen langs het water. In het ondiepe water van de
slikken pleisteren verspreid enkele grote zilverreigers. Vogelaars zitten lui
achter hun telescoop, keuvelen wat en turen over het vogelrijke terrein.
Ongemerkt ben ik langzamer gaan fietsen en dringt een onrustige gedachte zich
op: Had ik niet beter kunnen gaan vogelen. Bij de Hoornse Hoofdjes wordt deze
gedachte nog sterker, als ik een ligfiets geparkeerd zie staan. De bestuurder
daarvan ligt tegen de kade lui in de zon en staart over het strakke water naar
de overkant, waar Middelharnis blakert in de zon. Op dat moment hak ik met ‘het
zwaard’ mijn twijfel doormidden, schakel een tandje bij en concentreer mij
volledig op het zoeven van mijn dunne bandjes op het asfalt. Het aankomende
weekeinde wordt het ook mooi weer en dan ga ik op pad met mijn vriend de
Stadsvogelaar, zo zelfbenoemd omdat hij vaak in en rond de stad van zijn
vogeltjes geniet.
Het
blijft een geweldig moment om de vanaf het eiland Voorne-Putten de
Haringvlietdam op te rijden. Vandaag is het nevelig en het uitzicht over het
Haringvliet en de Noordzee met zijn scharkeringen van licht dat over de
zandplaten pal voor de kust strijkt, is haast surrealistisch. Als wij de eerste
afslag nemen en onder de N57 doorrijden, draaien wij onze raampjes een klein stukje
open om de geur van de eerste gebakken vis van die dag op te snuiven. Niet veel
later rijden wij naar de zeedijk bij de buitenhaven, parkeren de auto, klimmen
over de dijk en genieten op onze klapstoeltjes van de wadvogels op het slik.
Bontbekjes dribbelen driftig heen en weer, futen dobberen kalm op het water en
duiken zo af en toe onder voor een vette hap. In de verte op een paal tegen de
duinrand van de Kwade Hoek poetst een slechtvalk zijn verenpak; hij maakt zich
vast op voor de jacht. Als na lange tijd een groep kneuen onze aandacht trekt,
verhuizen wij naar de duinreep om daar de kleinere vogelsoorten op te sporen. Een
groepje wielrenners raast voorbij en een tijd lang ben ik stil. Mijn vriend die
mij goed kent glimlacht en zegt: “Je wilt gaan fietsen hè?”
De schrijver/vogelaar in actie. Foto uit het archief van Peter Ganzeboom
Vrijheid Tino, mooi he al die vogels.
BeantwoordenVerwijderen