Waar blijft dat verrekte
viaduct, zodat ik de Schelde over kan steken. Het duurt maar en het duurt maar.
Straks moet ik tot overmaat van ramp nog terugfietsen ook, omdat ik de rivier
niet over kan. Eindelijk, na een flauwe bocht, doemt er een boogbrug op. Voor
de zekerheid vraag ik aan een voorbijganger de weg. Ik rijd goed. De Ronsebaan
op en tussen twee huizen verderop de onooglijk smalle Paddestraat in. Honderden
meters naast mij steekt de kerk van Kwaremont hoog boven het lover uit. Bij de
volgende splitsing draai ik rechtsaf en dan ineens houdt het asfalt op en
balanceer ik op de keien van de gevreesde en de door mij te bedwingen Oude
Kwaremont. Halverwege de klim schiet José wat plaatjes en moedigt mij aan. Dat
laatste is hard nodig, want inmiddels ben ik behoorlijk aan het piepen en
kreunen. Boven op het plein houd ik halt voor een slok water en een kort
praatje met José, dan rijd ik het laatste stuk vals plat van zo´n anderhalve
kilometer. Fietsen over kasseien valt zwaar tegen. Om de vaart erin te houden
zoek ik mijn weg in de berm, die vergeleken met het basalt van asfalt lijkt te
zijn. Als ik de keien achter mij laat kom ik op adem en bereid mij voor op een
lange snelle afdaling naar de Patersberg. Intussen heb ik gezelschap van een
andere renner gekregen. Bij elk kruispunt knijp ik in de remmen, ik ken immers
het parcours niet uit mijn hoofd. Een bord met blauwe pijl stuurt mij naar
rechts. Vloeiend neem ik de bocht op het grote verzet. De renner achter mij,
haalt mij in en roept: ‘Terugschakelen’. Te laat ik sta stil en draai terug
naar beneden. De eerste slag is voor de Patersberg. Ik laat mij echter niet uit
het veld slaan en val de heuvel opnieuw aan. Pas dan besef ik hoe steil 20% is.
Weer dreig ik stil te vallen. Kleiner schakelen kan niet. In de goot langs de
kant van de weg maak ik zowaar wat meer snelheid. Dan houdt de goot op. Er is
geen berm. Ik krijg een tweede definitieve tik en val tergend langzaam om.
Lopend leg ik de laatste meters af. Boven neem ik de schade op. Een geschaafde
knie en een scheef zadel, die ik niet meer in positie krijg. In een vervelende
houding, ik zit schuin in het zadel, daal ik af naar de voet van de Koppenberg (22%).
Daar regel ik een inbussleutel, zet mijn zadel recht en rijd de heuvel tot aan het
bos op, vandaar rijd ik terug naar beneden; zelfs dat valt niet mee. Beneden
overleg ik met José. Ik fiets nog een klein uurtje en dan pikt zij mij op in
Nukerke. Moe maar voldaan steek ik mijn duim op naar José, zij heeft mij toch
maar mooi heel de ochtend bijgestaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten