Suf
van de nacht open ik de deur. Dun bewolkt. Weinig wind. Zomers warm. Gisterenavond
zag ik ze al, onze buren: een familie zwarte roodstaart. Herkenbaar aan een gitzwart
kopje, een iets lichter, zeg maar donkergrijs lijf met aan beide kanten een witte
flankvlek en, hoe kan het anders, de rode staart. Om het feest compleet te
maken, hebben koolmezen een plekje gevonden pal naast de deur, in de gevel.
Met
boek en verrekijker, breng ik menig uurtje door. Zwaluwen melden zich.
Boertjes, huisjes en giertjes. Vogelaarslatijn. Als de lezer wil, kan ik wel
een ‘çursus’ geven hoor.
Tussen
het loeren door probeer ik wat te lezen. Hoe goed het boek ook geschreven is en
hoe het mijn aandacht ook trekt, de vogeltjes winnen. Ach, wat maakt het uit,
er is geen haast, zeker niet als een jonge kat om aandacht vraagt. Als liefhebber praat met hem, streel hem. Hij
knort en geeft kopjes, alsof hij begrijpt dat dit moment helemaal van ons is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten