Zondagmorgen,
Zij draait zich langzaam om,
ik schurk mij tegen het warme
lijf en
woel mijn neus tussen geurend
haar.
Na een kus zwaai ik mijn benen op
het koude zeil.
Zondagmorgen,
Jouw zonlicht verdringt langzaam
het donker van de koude nacht.
Vanachter het glas zie ik een
tuin vol vogels.
Oogluikend scharrelen zij hun
kostje bij elkaar.
Zondagmorgen,
Mijn gedachten vragen jou,
waarom beleven wij niet samen
deze uren?
Dit ochtendgloren vol energie
stroomt leeg
door het gat dat jij onverstoorbaar
aan het slapen bent.
Zondagmiddag,
Pas als de schemer tegen het
licht dringt
vinden wij elkaar, over onze
lippen rolt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten