I
De
warme gloed van de bladeren aan de boom achter het huis, trekt al dagen mijn
aandacht. Het gekleurde blad wacht op een laatste zucht wind, om later
definitief tot humus te vergaan.
de lucht geladen
palet van warme kleuren
gedragen door wind
palet van warme kleuren
gedragen door wind
II
Op
de graslanden in de polder, nog verzadigd door het overvloedige hemelwater,
rusten honderden kieviten en goudplevieren. Hoog boven hen zweeft een grote
zilverreiger. Zijn zwarte poten contrasteren met zijn smetteloze kleed.
de zilverreiger
zijn vleugels zacht transparant
onder blauwe lucht
zijn vleugels zacht transparant
onder blauwe lucht
III
“Meneer,
meneer, een havik”, roept het meisje enthousiast naar mij. Ik knijp in de
remmen van mijn fiets en stop pal naast haar. “Een havik”, zegt zij opnieuw en
knikt met haar hoofd. Verderop staat, nauwelijks te zien door de dikke mist,
een grote vogel naast een molshoop. “Dat is een blauwe reiger”, vertel ik haar.
“O”, zegt ze. “Ik dacht een havik”.
de wereld wordt groter
traag verdwijnt de mist
Hoi Tino, het laatste deel van dit drieluik vind ik erg leuk! Ook de haiku past er goed bij: in de tekst zag het meisje een grotere vogel; in de haiku wordt de wereld groter.
BeantwoordenVerwijderenDankjewel Ria. Ja, de haiku. Eerst had ik regel een en drie omgedraaid. Andersom was beter zoals jij ook op hebt gemerkt.
BeantwoordenVerwijderen