Terwijl ik een tekst lees van Femke, wriemelt er een pluisje bij mijn linkeroog. Verveelt veeg ik het weg. Het pluisje blijf echter wriemelen. Ik negeer het en lees geconcentreerd verder. Tot Femke plotsklaps zegt: “Pa der zit een spin bij je oog”. Lachend voegt zij er aan toe: “En hij weeft ook nog een web”. Vanaf mijn neus, naar mijn jukbeen, mijn oogkas en weer terug naar mijn neus trekt een minuscuul klein spinnetje een ragfijn draadje. Uiterst voorzichtig zet ik haar elders. We glimlachen. Wat een wonderlijke wereld.
Iedere keer als wij het tuinpad verlaten moeten wij bedacht zijn op webben op ooghoogte waar men frontaal in kan lopen. Met zwaaiende bewegingen heb ik het pad vrijgemaakt en ga triomfantelijk de bocht om, om vervolgens in een groot web te lopen op ooghoogte in de brede doorgang. Gadver! Uit een soort van woede trap ik de spin dood... Wat heb ik nu weer gedaan? Waarom moest dat nu? Ik weet het nog steeds niet.
BeantwoordenVerwijderen