Leken
de dagen te lengen na de zonnewende, vlagen motregen houden het licht nog even
tegen. Toch trekken Peter en ik eropuit met de fiets voor een rondje Spijkenisse.
Vogels zijn minder actief en dus focussen wij ons meer op het landschap en wat
wij elkaar te vertellen hebben.
Op
die plaatsen waar het kan, zetten wij de fiets aan de ketting en lopen de
ruigte in om toch, al is het maar even, het struingevoel te ervaren. Als we
terugkomen bij onze fietsen, loopt een man van half in de zeventig ons voorbij.
We groeten hem en op dat moment keert hij om voor een praatje.
Ik
hoor aan zijn accent dat hij uit de buurt van Amsterdam komt. Als ik hem ernaar
vraag, blijkt dat te kloppen. Hij komt uit de Zaan. Vroeger was hij
scheepswerktuigbouwkundige in Amsterdam, maar omdat het werkaanbod stagneerde
verhuisde hij naar … Vierpolders. Dat lijkt vreemd: verkassen vanuit de stad
naar een agrarisch gehucht op Voorne Putten. In de Botlek was echter een
overvloed aan werk in die tijd. Hij vond een baan en ging bij de Akzo werken.
Laat nu juist daar ook mijn oom gewerkt hebben.
Hij
vertelde dat zijn dochter een collega/vriendin was van mijn nichtje, de dochter
van mijn oom die bij de Akzo werkte. Hoe wonderlijk toch, dat er op dat moment
allerlei lijntjes samen kwamen.
Volgens
de man zou mijn oom op klompen naar zijn werk gegaan zijn in die tijd. Dat
lijkt in strijd met het ‘gebod’ van mijn oom aan mijn opa, een man op klompen
en pet. De pet hield hij zelfs vaak op in huis. De klompen hield hij graag aan
als hij boodschappen ging doen in het dorp en dat mocht nu juist niet van mijn
oom.
Het is inmiddels vier uur en het begint te schemeren. Het moment om naar huis te fietsen. Thuis geniet ik na van onze tocht en het verhaal van de man. Die ontmoeting gaf licht aan de door het sombere weer overheerste dag. Als ik van mijn thee slurp, appt Peter dat hij op de valreep nog een vuurgoudhaan zag. Ik gun het hem van harte.