maandag 28 december 2020

Panta Rhei

Alles stroomt. Het bloed door de aderen, de sapstroom door planten en bomen, het water naar de zee. Stromen is pure energie. Energie die constant zoekt naar balans. Zelfs de voor het oog stilstaande objecten bewegen. Neem maar een blokje metaal voor ogen. Dat wat het blokje bijeenhoudt, dat wat het blokje het blokje maakt is niets dan een beweging, een aan- en afstoten van moleculen onderling.

De vraag is, was er altijd al beweging en zo ja, zal die beweging oneindig lang duren. Aristoteles sprak van een onbewogen beweger die alles in gang zette. Laat ik zijn theorie eens als startpunt nemen. Bewegen is ontstaan van. Bewegen is veranderen. Bewegen is vergaan. Bloed stroomt en houdt de mens vitaal. Na jaren van sapstromen, degenereren planten en bomen tot dor hout. Water verdampt, een rivier droogt uit. Het is de cyclus van het bestaan. Het heeft daarom geen zin om ertegenin te gaan.

Op deze manier kan je ook naar menselijke emoties kijken, zoals vreugde en verdriet, geluk en ongeluk. Ook die ontstaan, veranderen en lossen als vanzelf op. Ineens was daar het covid-virus. En ook dit virus beweegt en zal veranderen (verzwakken) en uiteindelijk verdwijnen.

Het virus veroorzaakt, naast ziekte, een stroom aan emoties in en tussen mensen onderling. Angst, woede, frustratie en ook saamhorigheid, begrip en empathie zijn overal te zien. Mensen staan tegenover elkaar met verschillende meningen. Staan in diversiteit tegenover de regering, die nog enigszins de nare toestand onder controle tracht te houden. Het begrip solidariteit is wankel. Logisch, want er is niet één waarheid. Er is wel een wijsheid. Een wijsheid waarop dit stukje geïnspireerd is.

In de Ashtavakra Gita (Hfd. 11) las ik:

Wie eindelijk geleerd heeft
dat het in de aard der dingen ligt
te ontstaan, veranderen en verdwijnen,
vindt in onthechting rechtstreeks vrede
en verlossing van gemis.

Bezorgdheid brengt niets dan ellende;
wie hiervan goed doordrongen is
laat elk verlangen varen
en vindt in plaats ervan geluk

Wie eindelijk geleerd heeft. Het duurt dus nog even voor je het doorhebt. Maar niet getreurd, oefening baart kunst. Geen zorgen dus. Wellicht komt er in 2021 een nieuw normaal. Een jaar van geluk voor ons allemaal. Ik wens het u als lezer in ieder geval toe. 

dinsdag 22 december 2020

Sssst ;-)

Stilte in dualiteiten

stel je een stil leeg landschap voor
wat zie je dan … niets
niets dan wit

elke smet vloekt, raast en tiert
verstoort de stilte

stel je een stil leeg landschap voor
wat zie je dan … niets
niets dan zwart

zwart dat alles absorbeert
en de stilte presenteert

stilte is een roerloos stilzwijgende figuur
die oplost in een raadselachtige leegte

stilte wie verlangt er niet naar
om er even niet te zijn

Geïnspireerd door De stilte van het licht, Joost Zwagerman 

zondag 20 december 2020

Gedicht

 

In huis

is het donker, vormloos en stil

zacht licht van buiten
strijkt vage kleuren

een klavier verschijnt
wit, zonder klanken

gedempt kleurt een klik
de kamer in tinten van pastel

gapen en rekken, voeten
schuiven in sloffen, schrijden

over treden die kraken
een deur piept, slaat dicht

geuren van vers brood,
spiegelei en earl grey

zijn hand wrijft zacht en wekkend
over haar wang, ’t is tijd

later na de koffie samen
gaan beiden hun weg

hij schrijft wat hem bezighoudt
zij kneedt beelden van klei

zo verloopt dag van schemerlicht
naar schemerdonker

dan, laat in de avond
slaat een deur, kraken treden

schuiven voeten uit sloffen en
kleurt een klik de kamer duister

is het in huis donker, vormloos en stil

 

woensdag 9 december 2020

Pink Tink

Eerder schreef ik over de baardmannen, Nico en Hans. Vandaag leg ik de echte baardmannetjes onder de loep.

Ergens langs het Haringvliet ligt een ruigte waarin veel riet groeit. Dé biotoop van de baardman. Niet dat ik eropuit was hen te zien, ik wilde simpelweg van het landschap genieten en al wat zich aan vogels zou aandienen was een krent in de pap.

Om negen uur rijd ik de kleine parkeerplaats op. Er staan al wat fietsen en een enkele auto. Op weg naar de kijkhut komen twee mannen mij tegemoet. Druk pratend kijken zij naar elkaars camera: vogelfotografen. Ook een mooie manier om te vogelen. Genieten van de vangst en later thuis de buit tot in detail bestuderen. Het ultieme doel is dan denk ik, zoveel mogelijk soorten, zo perfect mogelijk vast te leggen.

Zelf fotografeer ik niet. Ik jaag met telescoop en verrekijker. Het nu moment en de bestudering van de vogel beleef ik dan intensiever. Later graaf ik dan in mijn herinnering, of lees een verhaal terug over wat ik zag.

Na een tijdje struinen hoor ik bij herhaling het op een belletje gelijkend pink tink. Baardmannetjes! Voor mij langs vliegen er een tiental voorbij. Ik volg ze met mijn kijker en vang wat kleur en vorm op, that’s all. De vogeltjes duiken verderop in het riet. Ik heb ze niet vast kunnen leggen op mijn harde schijf. De fotograaf verderop wel. Trots laat hij mij enkele plaatjes zien.

Foto: Kees van 't Zelfde



De vogel, een mannetje, was net geland in het riet. Goed te zien zijn de zwarte bakkebaarden die fel afsteken tegen de grijze kop. Zijn pootjes klemmen stevig om een stengel riet. In het najaar en de winter doet hij zich tegoed aan het zaad van riet en rietachtige grassen. In de zomer eet hij voornamelijk insecten.

Naar mate de ochtend vordert, kom ik steeds meer fotografen tegen. Social media heeft zijn werk gedaan, want zij zijn allen op zoek naar de baardmannen die op meerdere plekken te zien blijken te zijn. Het is wel grappig om bij dit gegeven stil te staan, dat speuren naar één soort en haast geen oog te hebben voor al het andere moois. Sommigen gaan zelfs zover dat als het plaatje geschoten is, zij met spoed naar elders verkassen.

Eigenlijk, ik chargeer, parasiteer ik op de inspanningen van de fotograaf, want regelmatig leen ik een foto van hen. Zo ook bij dit stukje. Vooruit maar. Na een mooie ochtend verlaat ik het gebied. De parkeerplaats is aardig gevuld. De volgende dag als ik langsrijd op mijn racefiets zijn alle plekken bezet. De baardmannen, ergens langs het Haringvliet zijn een hotspot.

 

 

  

dinsdag 24 november 2020

Op het uiterste puntje

 

Al een tijdje wilden Peter en ik samen naar de Maasvlakte. De plek waar welzijn en welvaart bij elkaar komen. Omdat corona ons tegenhield om in één auto te rijden, reden wij apart en spraken ter plekke af.



Meetingpoint: Bosjes van Jans. ‘Hoever is het lopen naar het kijkscherm?’ ‘Vijf minuten denk ik.’
Vliegtuigstrepen wijzen naar de duinen.



De Stadsvogelaar, de stad ontvlucht, ligt op ‘het balkon van Nederland’. Waarnaar tuurt hij? Vogels zijn immers ver weg op zee.



Het is het lijnenspel dat fascineert. Krom, recht en ruw. Zij zijn een grens tussen vlakken gevuld met kleur.



De Westplaat bij laagwater. Water dat zijn eigen weg zoekt. Evenals de met het blote oog onzichtbare strandlopertjes.



De lucht lijkt rechts aan de horizon uiteen te spatten.
Beslist geen zwart gat.














woensdag 4 november 2020

Herfst anekdote

Het zal eind jaren negentienhonderdtachtig geweest zijn toen er nog voor de ochtendschemer werd aangebeld. Onderweg naar de voordeur schoot ik mijn jas aan en kauwde de laatste resten brood weg. Voor de deur stond een enigszins gezette man met walrussnor en een onvergetelijke grijns op zijn gezicht: Ari Stolk.

Ari was in die tijd tekenaar van Vogels, het lijfblad van de Vogelbescherming. In elk nummer stond er een column van, naar ik dacht, Nico de Haan. Juist, een van de Baardmannetjes! Ari schetste bij het verhaaltje lange tijd een leuke tekening.

Die herfst en winter trokken wij maandelijks naar de kust om samen met anderen de spreeuwen- en vinkentrek te observeren en de aantallen te tellen. Het was een groots opgezet project van de Vogelwerkgroep Voorne. Men hoopte antwoord te krijgen op de vraag: Wat zou de invloed van een tweede Maasvlakte zijn op het duin langs de kust met betrekking tot de flora en fauna en daarmee samenhangend de vogeltrek?

Half in de ochtend zat onze opdracht er meestal op en als wij tijd hadden trokken wij er nog samen een paar uurtjes op uit.

‘Wat ga jij doen vanmiddag?’ vraagt Ari.
‘Ik denk dat ik eerst een tukkie ga doen, daarna zie ik wel.’ antwoord ik.
‘Zet dan ondertussen geen vlees op.’ zegt hij.

En hij vertelt over die keer dat hij een rollade op het vuur had gezet en in slaap gevallen was. Hij werd gewekt door een brandlucht. In zijn keuken hing een vette walm. Van zijn rollade was niets meer over dan een zwarte knol ter grootte van een kleine kroot.

Hoe het met de Maasvlakte en zijn infrastructuur is afgelopen is bekend. Nog steeds is het een eldorado voor de vogelaar. Al is het minder dan voorheen. Zeker tijdens de herfsttrek is het een komen en gaan van diverse en soms bijzondere vogelsoorten.


Sperwer belaagt groep spreeuwen. Foto: Peter Ganzeboom

Op de Kwade Hoek is de spreeuwentrek ook goed te zien. Vaak golven zij mee met de glooiingen van de duintoppen; een betoverend schouwspel. Bovendien zijn de koperwieken en kramsvogels weer in het land. Zij doen zich te goed aan de rijpe duindoornbessen, rozenbottels en lijsterbessen. Als de bessen tegen de winter opgegeten zijn en de vogels opgevet, trekt het gros verder. Maar grote aantallen blijven ook achter. Roofvogels zoals havik en sperwer trekken vaak mee met de kleinere trekvogels, voor hen is het ‘tafeltje dekje’ als de zangertjes even niet opletten wanneer zij zich te goed doen aan de bessen, of als zij na hun maal zachtjes en verzadigd indommelen.

Als Ari nog had geleefd, had hij vast op zijn eigen wijze een pracht tekening van het tafereel gemaakt.   

woensdag 28 oktober 2020

De kat

Hij troont als een vorst op de zetel, de staart om de achterpoten gevouwen. Zijn oren zijn gespitst en zijn groene ogen priemen door de ruimte. Stil en onbewogen.

*

 

In het centrum van de oude stad staat bij de haven een statig pand. In vroeger tijden deed het dienst als woning van een handelsman, een deftige patriciër. Nu woont er de vermogend filosoof Ludwig W. In een van de vertrekken staat Suzanne, de geliefde van Ludwig, voor het raam. Zij kijkt vanuit de hoogte uit over de struiken in tuin en de rivier erachter. In haar handen draagt zij een kistje waarin een borstel, een poetslap en een blikje boenwas liggen. Zij zet het kistje in een hoek van het vertrek en steekt de ruimte diagonaal over. Daar in de hoek, achter een klassieke stoel met rieten zitting, hangt een paars gordijn van velours. Hij bedekt een klein deel van de wanden. Zij pakt het koord, schuift de stoel opzij en bindt de lap stof op, zodat hij vrij van de vloer hangt. Dan loopt zij over de soms krakende vloer naar de plek waar zij het kistje heeft achtergelaten. Zij wipt met haar duim de deksel van het blikje boenwas open en brengt een toef van het goedje op de punt van de borstel. Noest zet zij de eerste vierkante meter van de vloer in de was om hem later op te poetsen met de lap uit het kistje. De geur van de was en het kraken van de vloer geven haar een goed gevoel dat het midden houdt tussen nostalgie en romantiek. Terwijl zij daar zo bezig is komt de kat  onhoorbaar binnengeslopen. Hij kijkt wat rond en tippelt naar de stoel in de hoek bij het doek van velours. Zo zwaar als hij gebouwd is, zo soepel springt hij op de stoel en alsof hij de waarde van de stoel weet, laat hij het na om zijn nagels te scherpen aan de biezen zitting. Kalm vouwt hij zijn staart om een achterpoot. Dan begint het stille observeren.

*

 

Ludwig slaat zijn studieboek dicht en peinst over wat hij zal aanvangen. Hij heeft zo zijn vaste rituelen. Elke morgen staat hij om zes uur op, mediteert een kwartier om vervolgens ongeacht het weer, een wandeling van een half uur te maken. Daarna wast en scheert hij zich en maakt hij zich klaar voor zijn ontbijt. Om stipt acht uur gaat hij aan het werk, dat uit studeren en schrijven bestaat. Tussendoor drinkt hij koffie en schept een luchtje in de tuin. Om elf uur sluit hij zijn werkochtend af, ontspant wat en bereidt zijn college voor dat hij elke middag geeft aan de Universiteit van dezelfde stad waar hij woont.

Langzaam loopt hij naar de deur van zijn studiekamer, opent hem en loopt al wat kwieker door de gang naar de deur waarachter de trap naar de bovenverdieping leidt. De trap is bekleed met een loper die met koperen roedes op zijn plaats wordt gehouden. Zijn voetstappen worden gedempt door het tapijt, hetgeen niet verhindert dat een enkele trede kraakt. Boven komt de geur van boenwas hem tegemoet. De deur van het vertrek waar Suzanne aan het werk is staat open. Ludwig gaat niet naar binnen maar blijft staan en observeert de kamer zoals die zich toont.

Stel nu, zo denkt hij, dat deze kamer de wereld is. Dan is de wereld alles wat het geval is. Dat wat het geval is zijn de feiten. De wereld valt als het ware in feiten uiteen. En hij denk zich een voorbeeld. De kat (feit) zit (feit van hoedanigheid) op de stoel (feit). Wij maken beelden van de feiten die met elkaar in het beeld verbonden zijn. En het totaal van die connecties is de wereld zoals die zich aan ons toont.

Ongemerkt is Ludwig zachtjes gaan bewegen, alsof hij voor een groot gehoor uitlegt wat zijn visie is. Suzanne moet dat gemerkt hebben, want plots kijkt zij achterom en ziet Ludwig in een soort van trance.

‘Wat ben jij aan het murmelen’, zegt zij.’
‘Ik probeer de wereld te vangen in woorden.’
‘Maar dat doen wij toch al?’

Ludwig legt het een en ander uit en formuleert nieuwe gedachten. ‘Het logische beeld van de feiten is de gedachte. In de zin, - De kat zit op de stoel. -, drukt de gedachte zich zintuiglijk waarneembaar uit. Aha, deze gedachte is dus de betekenisvolle zin’… ‘Ja, maar wat wil je nu eigenlijk zeggen. Waar wil je naartoe?’, vraagt Suzanne. Ludwig zucht diep en zegt cryptisch: ‘Zoals er een muze is voor de poëzie, is er een wil tot weten.’ Er valt een stilte. Meeuwen steken fel af tegen de donkere wolken boven de rivier. De wereld toont zich, ook buiten de kamer.

‘Goed, de wereld toont het bestaan, maar hij toont ook het niet-bestaan. De kat zit op de stoel, hij ligt daar niet… er zit geen hond op de stoel… Wat hier nu mee aan te vangen?’ De zin kan de werkelijkheid beschrijven, maar niet de gehele werkelijkheid. De zin is maar ten dele waar. Over een deel kunnen wij dus niet spreken’ …

‘Zeg, ik ga de lunch klaarmaken. Heb je nog wensen?’, vraagt Suzanne nu een tikkeltje ongeduldig.
‘Er ligt nog een stukje makreel van gisterenavond in de koelkast. Dat kan op het brood’, zegt Ludwig likkebaardend. Hij aait de kat, die al die tijd rustig is blijven zitten, over zijn kop. De kat spint en strijkt met zijn snuit over zijn hand. ‘Je bent een goed beestje’. Hij verlaat de kamer en daalt de trap af. De geur van boenwas wordt langzaam verdrongen door het aroma dat vanuit de keuken door de vertrekken van het huis zijn weg vindt. Niet alleen Ludwigs zintuigen zijn geprikkeld, ook die van de kat. Hij roetsjt de trap af en geeft bedelend kopjes tegen de benen van Suzanne.

‘Maar neem nu de zin. Die toont wat hij zegt. Formeel gezien is het mogelijk dat hij waar is. Maar als de zin een tautologie is, heeft zij weliswaar een waarheidsgehalte, maar geen betekenis. Want wat zegt het dat de kat op de stoel zit en op de stoel zit. Of neem de contradictie, deze zin is onwaar: De kat zit op de stoel en zit niet op de stoel. Die zin heeft geen enkele betekenis’. Zo kabbelt de lunch voort en verstrijkt de tijd. ‘Zeg Ludwig je moet zo naar college’… ‘Die ga ik uitstellen’. ‘Uitstellen?’ ‘Ja, ik ben iets belangrijks op het spoor. Als ik dat op papier krijg, is er stof voor een heel collegejaar. Zou jij mij willen aanhoren en wat feedback geven?’ Terwijl Suzanne van haar lunch geniet, banjert Ludwig heen en weer en praat nog onbegrijpelijk voor zich uit. Er is geen samenhang tussen zijn zinnen. Pas als hij gaat zitten en van zijn thee drinkt en een hap van zijn broodje heeft genomen, legt hij zijn handen op tafel en vertelt.

‘De wereld toont zich, maar hij toont niet alles. Van dat wat zich toont maken wij zinnen. Echter de zinnen zijn begrensd. Niet alles is te zeggen. En verder, in samenhang daarmee; wat wij niet denken kunnen, kunnen wij niet denken … Wij kunnen dus ook niet zeggen, wat wij niet kunnen denken’ …

Suzanne staat op mompelt wat en ruimt de tafel af. ‘Begrijp je mij Suzanne?’ Zij knikt. ‘Maar ik zou toch willen dat je jouw hoofdpunten op papier schrijft, want ik heb het gevoel dat het hier en daar niet klopt. Wat is je eindconclusie nu eigenlijk?’ Ludwig staat op loopt naar het raam en staart in de tuin. Ineens draait hij zich om. En terwijl het op de rivier drukker is geworden wat de scheepvaart betreft, de meeuwen niet meer contrasteren met een overtrekkende donkere wolk, want die is inmiddels uiteen gewaaid en de studenten inmiddels moedeloos wachten op Ludwig die vergeten is zijn college te verzetten, stapt hij monter naar voren en zegt enthousiast:

                                         

 


‘Waarvan men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen’.


Na een korte stilte komt er niets dan een peinzend mmm over de lippen van Suzanne.
‘Juist ja’, zegt Ludwig. ‘Dat is het enige wat je formeel kunt zeggen’.

#

Dit verhaal is gebaseerd op: Studie van een kat van M. C. S. Valadon.
                                              De Tractatus Logico-Philosophicus van de filosoof L. Wittgenstein

        

 

donderdag 15 oktober 2020

Het mag weer - uit Groot Goeree Overflakkee

Corona, de plaaggeest, veroorzaakte dat ik een half jaar inactief was als vogelgids bij Natuur Monumenten. Nu is dat geen ramp natuurlijk, want vogelen kan ik heel goed alleen, maar ik miste het wel. Half september mocht het weer.

Tegen negen uur in de morgen snoeren de deelnemers en ik de witte elastiekjes van de blauwe mondkapjes achter onze oren. Pas daarna vaart de pont in rustig tempo uit. Aan wal op Tiengemeten stel ik mij nogmaals voor en heet de bezoekers welkom. De excursie ’op zoek naar roofvogels’ kan beginnen.

Al direct is het raak. Een torenvalk bidt boven speelnatuur. Voor mij een ideaal moment om ook iets over het natuurlijk aangelegde speelterrein te vertellen, ik werk daar immers als vrijwilliger in het onderhoud. Een wandeling door het gebied zou helemaal mooi zijn, dus klimmen wij met zijn allen over het hek. De plantenrijkdom ter plekke is, ondanks dat de bloei haast voorbij is, het waard om er informatie over te geven.

In aantal laten de roofvogels het afweten, maar qua soorten is het feest. Bijna al de gehoopte soorten laten zich zien. Van de roofvogels die verstek laten gaan weet ik smeuïge verhalen te vertellen, zodat zij toch acte de préséance geven.

Opgewonden en wijzend roept een jongen. ‘Wat is dat voor een grote roofvogel Tino’. Terwijl ik de vogel observeer, passeren de namen van de geleerde soorten een voor een de revue. ’Een zeearend’, zeg ik. Nog even is er twijfel. De vogel heeft namelijk een relatief snelle vleugelslag. Als er later een gans onder de arend doorvliegt, is de determinatie klip en klaar. Een gans past namelijk makkelijk twee tot drie keer in een zeearend.

foto: Peter Ganzeboom

Om in te haken bij het enthousiasme van de deelnemers, las ik een koffiepauze in en vertel anekdotes over de grootste roofvogel van ons land. Daarna vervolgen wij onze excursie naar de aardappelloods. De naam zegt het al, hier werd een deel van de aardappeloogst in vroeger tijden bewaard. Ter plaatse wist ik tussen de wortels van een populier nog een nest van een wilde bijensoort te vinden. Omdat het warm was, waren de beestje actief.

Op de terugweg naar de pont, laten zich ook nog enkele kleinere vogelsoorten zien, zoals de graspieper en de putter. Het leuke is dat de deelnemers het geleerde in de praktijk brengen, want telkens wijst men op vogels en plantjes en brengt ze op naam. Moeilijk blijkt de chicorei. Een oudere deelnemer weet te vertellen dat daar in de oorlog surrogaatkoffie van gemaakt werd. Hij trekt een vies gezicht. De verhalen komen los. Een mooi moment om de excursie af te sluiten.

Inmiddels en dat zeker niet terzijde laait corona weer op en liggen ook de excursies weer stil en is de titel dus gedateerd.


dinsdag 13 oktober 2020

Paddofeest

In weidse landschappen voel ik mij het meeste thuis. Tussen akkers en weilanden, hier en daar onderbroken door houtwallen of houtsingels, kan ik het urenlang vol-houden. Toch 'mis' ik zo nu en dan een echt bos om doorheen te struinen.

Om het gemis te compenseren waagde  mijn gezin en ik zich aan een uitstapje in de provincie. De Veluwe was onze bestemming. 

Was het de goudvink die direct mijn aandacht trok, al snel drongen de padden-stoelen zich op. Wat een feest!

 


Muizenstaartzwam


Grote stinkzwam


Echte tonderzwam


Echte tonderzwam


Grote sponszwam


Stobbenzwammetje


Vliegenzwam


Kleverig koraalzwammetje

   
  

woensdag 7 oktober 2020

Femme fataal

Het spelen van een potje schaak weerspiegelt voor mij het leven en de karakters van de spelers. Zo heb je agressieve spelers, zij zijn vanaf de opening als het mogelijk is constant in de aanval. Daarentegen heb je ook behoudende spelers, zij bouwen rustig een stelling op, bepalen hun strategie om als het kan genadeloos toe te slaan. Ik heb de neiging om mijzelf tot die laatste categorie te scharen en heb het dan ook lastig tegen offensieve spelers.

Laatst speelde ik online tegen een tegenstander twee potjes. Een met wit en een met zwart. In rating waren wij vrijwel even sterk. De partijen gingen dan ook gelijk op. Op een zeker moment kwam er een kentering in beide partijen. Met wit stond ik gewonnen. Met zwart moest ik alle zeilen bijzetten. Mijn witte dame stond aangevallen en intuïtief zag ik direct de juiste en winnende zet voor mijn dame. Een schaker gaat echter niet over een dag ijs en ik analyseerde de stelling; zit er geen addertje onder het gras? Na een aantal minuten kwam mijn denken overeen met mijn intuïtie. Alleen … ik zette verkeerd … en verloor de partij door een blunder.

Op het ogenblik lees ik Move First Think Later. Een bekroond Engelstalig boek van de Nederlander Willy Hendriks. Volgens Hendriks maken schaakspelers niet eerst een plan om daarna de beste zet te vinden. Het is eerder trial en error en dat is volgens hem de beste manier voor de beste zet.

Het brein werkt dus anders. Ik moet direct denken aan een boek van de neurofilosoof Daniel Dennet. Daarin wordt beschreven dat de mens onbewust al beslissingen neemt, dus nog voor het bewuste nadenken. (Over bijvoorbeeld een schaakzet.) Het bewust rationaliseren van een stelling, kan de schaker zelfs op een dwaalspoor zetten.

Ik moet nu denken aan de schoolmeester, de leraar en zelfs mijn vader. Hoe vaak hoorde ik niet hun advies: Denk na voordat je iets onderneemt. Dat gaat niet altijd op dus. Ook wordt in het echte leven, als je voor een moeilijke beslissing staat vaak gezegd: Als je er niet uitkomt, ga dan af op je intuïtie. Dat is zeker een goede mogelijkheid. Ik weet inmiddels ook in dat opzicht beter, want onbewust heb ik rationeel de keuze toch al gemaakt.

Overigens won ik de andere partij. Ook hier was mijn damezet cruciaal.




 

donderdag 3 september 2020

Volbracht

 

Met onzekere tred loopt hij naar een klein tafeltje bij het raam. Louise wil hem eigenlijk negeren, maar klantvriendelijkheid verhindert dat. Verlekkerd kijkt de man naar Louise. ‘Hé meis-sie, kan ik wat bij jou bestellen?’ Quasinonchalant neemt Louise de bestelling op. De geile blik van de man glijdt over de contouren van Louises lijf. Met tegenzin serveert Louise zijn bestelling. Net als zij bij de man vandaan wil lopen, grijpt hij haar arm vast. Een schok van afkeer stroomt door Louises lijf. De man voelt de weerstand en zijn greep verslapt tot een streel over haar arm.

 

Publiceerde ik eerder onder andere: Ongewoon Gewoon, (biografisch getinte verhalen) en Zwerftochten langs het Haringvliet, (reisverhalen). Nu is het tijd voor een roman met de titel: Volbracht.



De hoofdpersoon in Volbracht is Louise, die net als de schrijver altijd al een roman had willen schrijven. Beeldend en boeiend vertelt zij haar verhaal. Een verhaal waarin zij groeit tot een sterke zelfstandige vrouw, die weet wat zij wil. Het boek is naast een ontwikkelingsroman ook een tijdsdocument waarin de oudere lezer veel zal herkennen.

Het boek is te bestellen via de link:

https://www.boekenbestellen.nl/boek/volbracht/9789464060751

woensdag 12 augustus 2020

Splash

De stoel in de slaapkamer van zijn dochter is te laag.
‘Ik kan er niet bij. Haal jij het keukentrapje eens' roept Robin naar zijn vrouw.
Die loopt naar de schuur.
‘Ik zie hem niet. Waar staat hij dan?’
‘Op zolder misschien, naast de behangtafel.'

Vijf minuten later klimt Robin op de wankele keukentrap. Hij is maar net hoog genoeg om bij de lamp te kunnen. De lamp heeft de vorm van een enorme aardbei. Het lichtbolletje daarin is kapot en moet vervangen worden. Als een acrobaat houdt Robin zich met een hand in evenwicht. Met zijn vrije hand probeert hij de lamp van het plafond te schroeven. Het lukt niet. Eigenlijk heeft hij twee handen bij het klusje nodig. Na enig gehannes valt de schroevendraaier uit zijn handen op de grond. Geïrriteerd roept hij zijn vrouw.
‘Sofie, kom is helpen… Hou jij de keukentrap eens vast, dan heb ik twee handen vrij.' 
Uiteindelijk lukt het hem. De lamp brandt en Robin staat veilig op de grond.

‘Je bent een schat' zegt zijn vrouw.
En dat maakt alles goed, want ondertussen ziet hij dat op tijd op zijn werk komen haast niet meer mogelijk is. Hij snelt naar de garage. Zijn vrouw rent hem achterna.
‘Vergeet je lunch niet!.' 
Nogmaals kijkt hij op zijn horloge.
‘Ik ga op de fiets, met de auto kom ik vast te zitten in het verkeer.'

Op het wegdek van de brug die hij over moet liggen twee enorme brandweerslangen. De spoorrails op de brug worden bij extreem warm weer met water uit de rivier natgehouden, om uitzetting te voorkomen. Ooit kon de brug daardoor niet meer dicht. Van opspattend water is niets te merken. Totdat een vrachtauto Robin passeert.

Dit verhaal is geschreven n.a.v. een opdracht. Schrijf een verhaal van maximaal 300 woorden met daarin de volgende vijf woorden: aardbei, water, keukentrapje, treinrails, schroevendraaier.

woensdag 5 augustus 2020

Groot onderhoud

Een hardnekkige voetblessure weerhoudt mij ervan om vogeltochten langs het Haringvliet te maken. Ik zal het op de fiets dichter bij huis moeten zoeken. Dat daar ook van alles te beleven is, vertelt volgende verhaal.  

Het is vroeg in de ochtend als ik op een ‘vergeten’ weiland mijn kampement maak: een krukje, een telescoop, een rugzak met proviand. Mijn fiets staat verderop tegen een es geparkeerd. Het uitzicht is optimaal. Links van mij liggen akkers, waarop rijp bruin tarwe wacht om gedorst te worden. Voor mij groeit een elzenhaag waarin kleine zoogdieren zich verschuilen. Groepjes ringmussen fladderen dat het een lieve lust is. Rechts van de elzen staat een enorme hoogspanningsmast, waarin het doel van mijn expeditie is gelegen: De boomvalk.

Hoog boven op het uiterste puntje van een traverse beweegt in een oud kraaiennest het kopje van een vrouwtje boomvalk. In ieder geval is zij dus aan het broeden. Nu is het wachten totdat het mannetje met een prooi komt aanvliegen. Dat kan soms uren duren, zeker als er net een prooi is gebracht.

Vanaf de dijk schiet er een grijs silhouet de elzenhaag in. Houtduiven en klein gevogelte vliegen op uit het gebladerte. Ze worden achternagezeten door de boosdoener. Een sperwer. Of die een prooi slaat blijft ongewis, want hij verdwijnt uit het zicht achter de haag.


                    Ook het 'huis' van een boomvalk heeft onderhoud nodig 

Niet lang daarna hoor ik het vrouwtje van de boomvalk roepen. Zij heeft het nest verlaten en trekt baantjes door de lucht. Vanuit een onverwachte hoek komt het mannetje aangevlogen. In zijn poten ligt een prooi geklemd. Deze wordt overgedragen aan het vrouwtje, die er wat van opeet. Het grootse deel is, wat later blijkt, voor haar twee jongen.

Als de rust is weergekeerd en ik ‘verveeld’ om mij heen kijk, is er ineens tumult op de dijk. Drie bestelbusjes komen aangereden. De deuren schuiven open. Mannen stappen uit en proberen het hek dat naar de mast leidt te openen. Een enorme lakenvelder stier, die briest en met zijn hoef over de grond schraapt houdt hen tegen.

Alarm. Dit zijn vast de schilders die al dagenlang de masten aan het opknappen zijn. Broedende vogels zijn in Nederland beschermd volgens de vogelwet. En een schaarse broedvogel zoals de boomvalk, mag in mijn ogen al helemaal niet verstoord worden. Op mijn fiets hobbel en bobbel ik door het weiland naar het hek dat mij van de schilders scheidt. Vandaar zwaai en roep ik naar hen. Niet veel later sta ik een van hen te woord. Hij heeft begrip voor de situatie en na het plegen van een paar telefoontjes, verraadt opwaaiend stof de aftocht van de schilders. De boomvalk is gered.  


vrijdag 10 juli 2020

Een Hollands pareltje

Want daar achter de hoge bergen ligt het land Van Maas en Waal.

De lange stoet van het circus van Jeroen Bosch moet vanuit het diepe Zuiden richting dit oer Hollandse landschap getrokken zijn, want bergen zijn hier niet te bekennen; wel een fonkelend wetlandje, dat te midden van de uiterwaarden ligt.

Het is nog redelijk vroeg in de ochtend als ik mijn auto naast een in bloei staande vlasakker parkeer. De lucht licht bewolkt, zindert van de insecten. Het is dan ook niet vreemd dat de gierzwaluwen het druk hebben. Als ik uitstap stoot ik mijn arm tegen de claxon. Geschrokken kijkt een echtpaar, hij met verrekijker en zij met een fototoestel waaraan een enorme telelens is bevestigd, naar mij op. ‘Sorry’, roep ik. ‘Geeft niet, kan de beste overkomen. Een fijne dag nog’. Vriendelijke mensen, zij bestaan nog.


Over het riet kijk ik naar het drassige gebied erachter. Zeker vijftig lepelaars maaien met hun snavels door het water. Behoedzaam drijven volwassen kluten hun jongen naar ondiepe gedeeltes. Op een draad, die als afscheiding dient, zitten twee jonge grasmussen. Zo om en nabij de twee minuten komt een van de ouders met een lekker hapje, dat dankbaar wordt opgepeuzeld. Ik struin langs de kruidenrijke weelde die steeds rijker aan geur en kleur wordt. Een piepje dat lijkt op een niet gesmeerd wieltje maakt dat ik stil ga staan. Een klein bruin vogeltje met een roestbruin staartje blijkt de voortbrenger van het geluidje. Een blauwborst schiet het door mijn hoofd. En ja hoor als hij zich omdraait en voluit gaat zingen, straalt het witte vlekje weergaloos vanuit het diepblauwe borstje waaraan het vogeltje zijn naam dankt.

Verderop ga ik dieper het gebied in. Hier lijkt het op een vloedbos van voornamelijk wilgen en elzen. Een doornenhaag schermt het wetlandje af van het pad waarop ik loop. Eind juni is een bijzondere tijd, want er zijn talloze uitgevlogen jongen die bijgevoerd moeten worden. Leuk is dat de nieuwe wereldburgers eerder nieuwsgierig dan angstig zijn. Vanuit het riet klinkt het krrk krrk. De kleine karekiet. Ik kan hem op nog geen drie meter afstand goed observeren. Voorzichtig zet hij zijn lied in, ondertussen snaait hij achteloos een vlieg. Op dat moment hipt als een ware acrobaat zijn jong door het riet. De bek geopend alsof hij vermoeid gaapt. De oudervogel weet wel beter, tijd voor een hapje. En zo geniet ik volop van dit Hollands pareltje in het land van Maas en Waal. Een kerkklok in de verte vertelt dat ik op ‘huis’ aan moet gaan. Een primitieve trekkershut op het erf bij een boer.

zondag 14 juni 2020

De man en zijn Yamaha


Even lijkt hij vleugellam. Hij heeft het bijna lege nest verlaten en vliegt hoog boven de rivier zijn nieuwe onderkomen binnen. Het is er kaal en steriel. Zijn blik glijdt over de wanden. Als ik nu eens die daar en deze hier, dan … Kunst, het meeste door hem zelf gemaakt hangt niet veel later aan de muur. Een zithoek creëert hij bij het raam. Aan een blinde muur plaatst hij zijn piano. Bij inspiratie geeft hij met klare noten zijn gevoelens weer.

Het schemert. Hij ligt lui op de bank en kijkt over de rivier. Zijn mobiel pakt hij op van het tafeltje naast zich. De foto die hij neemt stuurt hij naar mij. Ik zie twee voeten gestoken in vaalgrijze geitenwollensokken daarachter een beperkt uitzicht over de rivier. Gesetteld, staat er onder de foto. Dat licht. Ik vraag mij af … als ik niet beter wist … wordt het dag, of nacht.

Vanaf het balkon kijk ik over het water met uitzicht op Zuid. Ik zie de Hef en even verderop de Zwaan. Weer dat fascinerende licht. Kun je zien of het winterlicht is of … ‘Wil je Koffie?’, vraagt hij. Even later zit ik, alsof ik kind aan huis ben met opgetrokken knieën op de bank. Wij praten over het leven, over kunst en filosoferen wat. Dit is wat ons bindt.



Enkele weken later stuurt hij een app met een foto waarop een glanzend zwarte Yamaha prijkt. Een vleugel! ‘Het was kiezen’, zegt hij later tegen mij. ‘Ik had de keus tussen een tweedehandsauto, of een vleugel’. ‘Een goede keus’, zeg ik hem. Hij speelt wat voor mij. ‘Speel je veel?’, vraag ik hem. ‘Ja, maar telkens kleine stukjes. Als ik koffiezet, of tijdens het koken bijvoorbeeld. Maar ik ga er ook wel echt voor zitten hoor’.

Gisteren stuurde hij spontaan twee kleine composities, omdat hij weet dat ik daarvan hou. Als dank, componeer ik dit verhaal. Gemeenschapskunst. Iets delen en samen maken is fijn.      




vrijdag 12 juni 2020

Het zingend blad


Het gevoel dat ik deze morgen ervaar, is lastig te omschrijven. Het lijkt of er een dofheid overheen ligt. Niets komt echt binnen en mijn gemoed toont zich niet. Een soort stilte voor de storm of, in schril contrast, vrolijke sprong in de lentezon. Het beste is om de dag over mij heen te laten vallen en waar kan dat beter dan in het groen?

Het pad waarover ik ga, is links en rechts omzoomd met struikgewas waaruit het vogelgezang uitbundig klinkt. Visueel lijkt het behang, met daarachter niets dan grijs. Ik weet beter, want even verderop als het behang is afgekrabd, ligt de rivier aan mijn voeten.

Het uitzicht is weids. Een ‘natuurlijk’ landschap dat overgaat in een ruraal immens grote vlakte. In de verte ligt een dorp waar een molen zijn wieken draait en de kerkklok negen slaat. Ik houd halt. Veranker mijn krukje in het gras en ervaar wat zich aandient, meer hoeft niet. In het riet scharrelt een jonge rietzanger nieuwsgierig rond, op het water golft het gesnater van enkele eenden. De zon op mijn rug licht een tipje van de sluier op.

Verderop, na een sprongetje in de tijd en op een strategisch plekje, is het tijd voor koffie. Nog voor ik een slok uit Stanley heb kunnen nemen, komt er een enorme Duitse herder op mij afgerend. Ik moet iets van kalmte uitgestraald hebben, want pal voor mij stopt hij abrupt. Vriendelijk spreek ik hem aan. Hij buigt zijn kop, snuffelt wat en loopt om mij heen. Dan schalt een fluitje en gaat hij ervandoor.

Stanley, een grote roetsvrijstalen thermosmok, heb ik ooit gekregen van een vriend. Ik was zeer blij met de gift en ben hem direct gaan gebruiken. Uiteindelijk is het een gewoonte geworden om hem op al mijn tochten mee te nemen. Vandaag krijgt hij extra waarde.

Over mijn gemoed kan ik nu meer vertellen. Dat is vredig en stil. Ik geniet van de kleine winterkoning in dat grote bos. Op zeker moment vliegt hij naar een open plek. Ik moet even speuren waar hij is gebleven en verwar hem met een bruin blad hangend aan een kale tak. Pas als het blad beweegt en zingt, weet ik dat ik hem weer gevonden heb. 

Op dat moment word ik overvallen door een moment dat spiritueel is te noemen. Het besef van alles, van vrolijkheid, van geluk, van groot en klein… ik draai Stanley rond in mijn handen en kijk ernaar. Ineens krijgt hij een meerwaarde, want mijn vriend die niet naast mij zit, is er toch ook weer wel. Gekscherend praat ik wat met de mok en noem hem S.G. Een samenvoeging van initialen. Stanley Ganz.

De dofheid is inmiddels geheel verdwenen en meer dan goed gemutst verkas ik naar ‘de plas’ waar ik mijn boterhammen oppeuzel. De kerkklok slaat inmiddels een uur.                 

donderdag 7 mei 2020

Kom mee naar buiten allemaal


Als ik de dijk ben opgelopen, zie ik hem in zijn karakteristiek houding zitten. ‘Hé’, roep ik enthousiast. Verbaasd kijkt hij om. ‘Hallo’, zegt hij ingetogen. Wie is die kerel, zou hij vast gedacht hebben. Ik ken hem niet. De wens zal de vader van mijn gedachten geweest zijn. Daar waar ik dacht mijn vriend te treffen, vergiste ik mij. Ik maak een praatje met de man en vraag of ik op corona afstand naast hem mag komen zitten. ‘Ja hoor. Gezellig. En … twee zien meer dan een’. Hij blijkt een ervaren vogelaar die veel verstand van ‘steltjes’ heeft. Kan ik mijn kennis daarvan mooi ophalen. De kleine strandloper zie ik niet zo vaak, dus … Verder herken ik ze allemaal.


Terwijl hij een vlucht regenwulpen volgt, bewonder ik het gedrag van een tiental boerenzwaluwen die modder verzamelen voor de bouw van hun nest. ‘Kijk nou’, wijs ik op een reebok die vanaf het dijktalud in het water springt en blijkbaar geschrokken in paniek door het water rent en springt. Plotseling verdwijnt hij in een onvoorzien diepe geul onder water, maar komt snel weer aan de oppervlakte en vervolgt zijn weg in onze richting. Dan staat hij stil om in het struweel langs de oever te verdwijnen.


Als de man ‘opgepiept’ wordt en hij gehoor geeft om naar de Maasvlakte te verkassen, er zijn daar roodkeelpiepers waargenomen, breek ik op om mijn ronde te vervolgen. Daar waar het Spui samenkomt met het Haringvliet, houd ik halt voor een kleine koffie bivak. Op mijn ‘jagerskrukje’ strek ik mijn benen en nip met kleine slokjes van de godendrank. Ondertussen volg ik een bruine kiekendief aan de horizon. Zelf word ik vanuit een struik in de gaten gehouden door een tapuit, die ik eerst aanzag als een bewegingsloze oneffenheid.


Nu, in coronatijd, zie ik mensen van allerlei pluimage in natuurgebieden die ik anders daar nooit tegenkom. Als ik geconcentreerd door mijn lens loer, word ik ineens afgeleid door gezellig gebabbel verderop. Twee dames in joggingpak houden er stevig de pas in en hebben, zo constateer ik, geen belangstelling voor wat er om hen heen gebeurd. Plotseling houden zij hun pas in. ‘Kijk die meneer is aan het filmen’. Ja, maar wij moeten toch om hem heen’. Het pad is smal en ik schuif ietsje op, zodat zij achter mij langs kunnen. Na een bedankje gaat de pas er weer in en praten zij er weer lustig op los.


Ook ik ga verder. Inmiddels loopt het tegen het middaguur. Het hoogtepunt van de zang is voorbij. De rustigere uren breken aan. Op een beschut plekje diep ik een boterham op. Lunchtijd.

zaterdag 2 mei 2020

Naar de tandarts


Deze week moest ik naar de tandarts. Het bezoek stond allang op de agenda, maar corona strooide roet in het eten. Nu was het dan zover. Er stond het aanbrengen van een kroon en het repareren van een afgebroken kies op het programma. Ik dacht na of ik zou gaan of niet. Het veiligste leek mij om te gaan, juist omdat nu iedereen nog alert is. Over de behandeling en het protocol later meer, nu eerst een stukje geschiedenis.


In mijn jonge jaren bracht de schooltandarts onze school elk jaar een bezoek. Ik had weinig gaatjes en het was zo gepiept om hen pijnloos te vullen. Na de lagere school moest ik op zoek naar een nieuwe tandarts. In die tijd waren zij echter schaars en via omwegen kwam ik uiteindelijk in Rotterdam-Zuid bij dr. L. terecht. Ik woonde in die tijd in Pernis en vaak kon ik na schooltijd bij hem een afspraak maken. Dr. L. kwam op mij nerveus over en na elke patiënt ging hij naar het toilet. Ik vond dat vreemd en vroeg mij af wat hij daar telkens uitspookte. Volgens mijn vader, die een keer met mij meeging, rookte hij daar als kettingroker telkens een sigaret. Later vernam ik dat hij alcoholist was en dat hij om te voorkomen dat een alcohollucht over de patiënt heen zou wasemen, hij die verbloemde met de aromatische geur van tabak. Voor zover ik mij kan herinneren, verliep elke behandeling normaal en heb ik geen trauma aan mijn bezoeken overgehouden. Dat was in Hoogvliet waar mijn volgende tandarts praktijk hield wel anders.


Ik vertelde in die tijd aan een kennis wie mijn tandarts was. ‘Die?’, zei zij. ‘Ga jij naar die paardenslager?’ Zij had slechte ervaringen met de man. En inderdaad had hij veel fascistoïde trekjes. Zijn apparatuur was van ouderwetse signatuur. Nog net hoefde hij zijn boormechanisme niet met de voet aan te trappen. Spoelen ging met een ijskoud glaasje water tussendoor. Met een grijns op zijn gelaat stelde hij mij gerust, ondertussen geniepig lachend. Al snel hield ik het bij hem voor gezien.


In Spijkenisse kwam ik bij een ultramoderne tandarts terecht. Ik wist niet wat ik meemaakte. Elke behandeling kon, als ik dat wilde, met een comfortabele verdoving. Gretig liet ik dan ook de spuit in een van mijn zenuwen zetten. De praktijk is inmiddels overgenomen door een Irakees, die nog moderner is, want hij past, meet en maakt zelf de kronen. In één dag is alles dus perfect afgehandeld.


De afgesproken dag waarover ik eerder sprak, werd ik welkom geheten. Ik mocht mijn handen desinfecteren. Zo ook mijn mond met waterstofperoxide. Toen ik in de stoel lag, kreeg ik een overzetbril opgezet. Daarna verscheen de tandarts. In witte plastic overjas, voorzien van mondkapje, voorzetbril en gelaatscherm boog hij over mij heen. Even schrok ik en dacht ik terug aan de ‘paardenslager’ van weleer. Maar vriendelijk en met handschoenen plaatste hij de verdoving en ging aan de slag.


Een dag later is alles weer als vanouds. Nu maar hopen dat het veilligheids-protocol zijn werk heeft gedaan en hét virus mij niet te grazen heeft genomen aldaar.    

       

zaterdag 18 april 2020

Op zoek naar een boek


Al heel lang stond Onder Professoren van W.F. Hermans op mijn leeslijst. Maar zoals het vaak gaat, verdwijnt een verlangen naar de achtergrond. Jaren dacht ik niet meer aan de roman, totdat mijn vriend Leon onlangs op bezoek was. Wij spraken over literatuur en ik bracht het bewuste boek onder de aandacht. Eerder had hij mij ook een boek van W.F.H. aanbevolen te weten: Nooit meer slapen, dat ik een goed boek vond. Vandaar.


Ik neusde rond op het internet en zag een aanbieding op een website waar ik al eerder iets besteld had. Het tweedehands exemplaar was in staat van nieuw zei de tekst. Voor 10 Euro kon ik mij geen buil vallen bedacht ik mij. Twee dagen later plofte het boek op de deurmat. Razendsnel, als een uitgehongerde leeuw, scheurde ik de verpakking open, trok de proppen krantenpapier, die dienden als bescherming van het kostbare kleinood, uit de doos en dacht: Hier is goed voor gezorgd! Niet veel later stond ik beteuterd met het boek in mijn handen. Ik schreef de leverancier aan.


Beste Heer,

Afgezien van het feit dat u snel het mij gevraagde boek heeft toegestuurd, ben ik toch teleurgesteld.
Het boek is geheel niet als nieuw. De kaft heeft een ezelsoor, het ruikt oud en muf en heeft ouderdomsvlekken.

Ik vind dit boek geen 9,95 waard. In kringloopwinkels, of elders is het boek in deze staat vast voor 5 euro (of minder) te koop. Dat, de kosten + de verzendkosten, maakt het een heel duur boek.

Kunnen wij nog iets voor elkaar betekenen. Restitutie van een deel van het bedrag. Zo nee, dan bezin ik mij om het terug te sturen, wat ongetwijfeld geen goede reclame voor u is.

Jammer, ik had mij op iets moois verheugd.

Vriendelijke groeten,

Tino van kampen


Nog diezelfde middag kreeg ik antwoord.


Goedemiddag Tino,

Hebt u zich gerealiseerd dat deze uitgave stamt uit 1977 en dus 43 jaar oud is, bijna een halve eeuw?!

De verzendkosten moet ik ook gewoon betalen, daar verdien ik niets aan.

Ik wil graag tevreden klanten en daarom stel ik u voor 2.50 euro terug te storten op uw rekening.

Kan ik u daarmee plezieren?

Hartelijke groet,

B..t R….r.


Ik ben akkoord gegaan en las zojuist de prachtige openingszin uit het beduimelde boek.


Het boerderijtje, juister een voormalige boerenarbeiderswoning, min of meer tot buitenhuisje verbouwd, stond te druipen van de regen, die er de hele nacht op neergeplensd was.


Waarvan vooral, stond te druipen, mij aanspreekt. Stond te druipen … zoals een mooie vrouw die zojuist, zonder zich te hebben afgedroogd, onder de douche vandaan stapt. De druppels die stroompjes worden, de stroompjes die druppels worden en tergend langzaam van haar welvingen op de grond druipen …


Ik lees verder en zie taferelen voor ogen zoals bij Jiskefet's Crediteuren Debiteuren. Enorm veel plezier heb ik nu al in het eerste hoofdstuk. En toch knaagt er iets. Vaag heb ik het idee dat ik het boek al eens gelezen heb.


Nu, ik lees stug verder. Het is alleen afwachten of de zich al aangekondigde jeuk, als gevolg van de na bijna vijftig jaar uit het stof tevoorschijn getoverde boek, mijn allergische reacties niet al te zeer op scherp zullen stellen.        





    




woensdag 15 april 2020

Fragmenten



Ga maar zitten en wacht af, het komt vanzelf;
zei een vriend ooit tegen mij.

Het duinpad laat ik achter mij.
Terwijl de echo van knarsend schelpengruis
langzaam wegsterft, ga ik zitten in het gras.

En ja,
vanuit een verre struik, lu-lu-lu-lut
de boomleeuwerik hoog de lucht in,
om later, ’t is haast vlijen, te landen in het gras.

Lunchtijd.
Een oude omgevallen beuk dient als bank.
En weer komt het vanzelf.
Uit onverwachte hoek duwt iets zachtjes tegen mijn arm.

Ik kijk om en zie tot mijn verbazing:
Een kat. Voor even zijn wij vriendjes,
totdat mijn broodkorstjes op zijn.

Likkebaardend, lekkerbekkend en spinnend
draait hij nog wat rondjes.
Laat mijn vriend nu van katten houden.


woensdag 1 april 2020

Vogelvrienden


Onder de blauwe hemel ligt de rivier.
Langs de rivier onder de blauwe hemel wuift bruin het riet.
Boven het bruine riet langs de rivier baltst in de blauwe hemel de kiekendief.

Aan het einde van de rivier onder de blauwe lucht sta jij,
van mij door het Coronavirus gescheiden.

Je kijk net zoals ik naar de kiekendief die boven het bruine riet
zweeft in de blauwe lucht.


Pas ’s avonds besef ik na een app dat jij noch ik werkelijk
van elkaar verwijderd waren,


bij de rivier onder de blauwe hemel.