Daar sta je dan.
Met je poten in de klei
wanend en wenend.*
Met je poten in de klei
wanend en wenend.*
De
donkere wolken voorspellen niet veel goeds, als wij het kleine griend dat tegen
Fort Altena ligt aangeklemd achter ons laten. Bovenop de dijk kijk ik uit over
een kleine rietkraag. Een Blauwborst begint voorzichtig aan zijn lied. Ik kan
hem niet vinden, mijn vrouw wel en na haar hint zie ik het roestbruin van zijn
staartje. Als hij voor de tweede keer zijn lied inzet en hij baltsend opvliegt
naar de top van een rietpluim is ook zijn karakteristieke blauwe borstje
zichtbaar, dan verdwijnt hij en laat zich niet meer zien of horen. Wij lopen
verder richting Uppel. Als wij midden in een polder lopen en er geen enkele
plaats is om te schuilen, draai ik mij om en zie dat er verderop uit de
dreigende lucht regen over het land vlaagt. Nog geen minuut later heeft een bui
ons ingehaald. Een stormparaplu en waterdichte jassen bieden beschutting. Al
snel breekt de zon door. In de verte klinkt de roep van een koekoek. Inmiddels
beginnen onze magen te knorren. Het is te koud en te nat om zittend op de grond
onze botterhammen op te eten, dat doen wij dus al lopend. Verderop slaan wij af
en lopen over de waterlinieroute waar ook Fort Altena deel van uitmaakt.
Langs
de route staan verspreid oude bunkers die tussen 1939 en 1940 zijn gebouwd als
schuilplaats voor de burgers tijdens de tweede wereldoorlog. Aan een van de
bunkers hangt een gedicht, (waarvan de eerste regels hierboven zijn geciteerd).
Zijn het de soldaten in loopgraven, die huilend van ellende hun kop niet boven
het maaiveld uit durven steken, of bedoelt de dichter de betonnen bunkers, die
als eeuwige voorposten standhouden tegen de vijand?
Twee
monumentale wipmolens, maken het plaatje compleet; zij maalden lang geleden de
polder droog. Tegenwoordig knapt een moderne Bosmanmolen dit karweitje op, al
helpt de oude molen zo nu en dan een handje.
Tijdens de laatste meters van onze wandeling, door het oer Hollandse landschap, waarboven de lucht inmiddels is opgeklaard, besef ik dat aan ons een klein stukje van een grote geschiedenis is prijsgegeven.
Tijdens de laatste meters van onze wandeling, door het oer Hollandse landschap, waarboven de lucht inmiddels is opgeklaard, besef ik dat aan ons een klein stukje van een grote geschiedenis is prijsgegeven.
*Het gedicht van Marcel Vaandrager is terug te lezen op:
http://www.werkendam.net/nieuws/2012-09-24-2063-bunkergedicht-langs-liniepad.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten