Het valt niet mee om haar te
veroveren. Ik ken haar, maar dat is theorie. De praktijk is weerbarstiger. Een
jogger met hond gaat mij voor. Als zij
een tiental minuten later gedwongen worden een andere route dan gepland te
lopen, weet ik dat ik alle vernuft nodig zal hebben. Het pad langs het oude
riet buigt naar links. Voor mij liggen een aantal enorme plassen. Berekenend
zoek ik mijn weg over die delen die het
minst onder water staan, om met een enorme sprong op een zompige pol gras te
landen. De enige toeschouwer is een blauwe kiekendief die opgaat in het
landschap. Mijn jas schuurt langs de takken van een duindoorn. Dan nader ik
een nog grotere waterpartij. Het gitzwarte water verhult ondiepe delen. Eindigt
hier mijn tocht. Mijn tenen bewegen op en neer. Ze zijn nog droog. Even is er
twijfel dan wint moeder natuur. Ineens sta ik vijfentwintig meter verder met een
vochtige broek, maar droge voeten, op het pad. De zee ligt machtig aan mijn voeten.
Witte schuimkoppen slaan onstuimig op het strand. Door een als vanzelf ontstane
kreek stroomt wild het water naar zee. Stukken strand brokkelen af onder de
snelheid van het zilte vocht. Met respect neem ik afstand. Als dank dwingt zij
met zachte hand mijn blik naar een groepje strandlopers, drieteentjes. De
beestjes raken met hun driftig geren een gevoelige snaar. Vrolijk keer ik mijn
rug naar zee en volg een pad langs het binnenduin. Ineens sta ik oog in oog met
een sperwer. Van mij geschrokken zwenkt zij naar hoger gelegen duintoppen. Daar
golft hij over het struweel op zoek naar prooi. Mijmerend loop ik verder. Ik
heb haar bedwongen. Zacht sluit ze haar armen om mij heen en versmelten onze
lijven. Even zijn we één, even ben ik onzichtbaar. Als zij mij loslaat en ik
haar wil verlaten, speelt zij nog eenmaal haar spel. De weide waar in de zomer
de ratelaar en de gevlekte orchis bloeien staat geheel onder water. Ik kijk
achterom. Zie haar glimlach. Een diep zucht verlaat mijn lippen.
zondag 25 december 2011
dinsdag 13 december 2011
De Mensch
Plato had het al vroeg door:
De ‘wereld’ die wij ervaren is niet de werkelijke wereld. Zij is een schaduw. De
‘wereld’ die wij persoonlijk ervaren is volkomen subjectief en daarom een
illusie. Allemaal vertellen we een ander verhaal over wat we gezamenlijk
ervaren hebben. Het heeft er alle schijn van dat we ons graag laten foppen. Illusie
en romantiek vieren hoogtij. Zoals ‘onze wereld’ een schaduw is van de
werkelijkheid, zo zijn onze verhalen, foto’s en films daar een afspiegeling van.
Met de hedendaagse techniek en een flinke dosis naïviteit leven we in een ‘Wonderland’.
Ergens in de jaren negentig genoot
ik een prachtige natuurdocumentaire over de wolf. Ik had beter moeten weten,
want de film was geproduceerd door sprookjesverteller Walt Disney. Een
natuurlijk lijkend filmshot was destijds opgenomen in een dierentuin. Ik
besloot nimmer meer natuurfilms te bekijken.
Verleden week trapte ik er
toch in. Sir David Attenburough zoog mij met zijn honing zoete stem naar de buis. Werkelijk schitterende
beelden van onze Frozen Planet rolden over het scherm. Ik was getuige van de
geboorte van enkele ijsberen. Unieke beelden, die nog nooit elders in de vrije
natuur gefilmd waren. Ik was even in ‘Wonderland’.
Tot gisterenavond de vrouw van
het journaal mij terug op aarde bracht. De beelden waren geschoten in ons eigen
Ouwehands Dierenpark en vervolgens in de film geplakt.
Zoals films de werkelijkheid
verdraaien zo doen foto’s dat ook . Gretig wordt daar gebruik van gemaakt en we
genieten van de plaatjes, immers we leven graag in een geromantiseerde en illusionaire
wereld. Nee, dan zie ik liever de natuurfoto’s van mijn vriend. Onscherp hier
en daar, maar zij benaderen in ieder geval de schaduw van Plato en zijn
daardoor zuiver en eerlijk.
donderdag 1 december 2011
De Dichter
herfstnevel - even
staat zij stil
bij de grauwe ganzen op de natte winterweide
schapen aan de horizon zijn nauwelijks zichtbaar
een zwarte kraai ziet haar opgaan in het land waar
vinken bewegen tussen elzentakken zonder blad
op de markt - staat zij even stil
bij de Turkse bakker en het platte brood
wierook kringelt tussen de vele hindoebeeldjes
de mens die ziet – weet
zich even stil
bij de eenheid in verscheidenheid
dinsdag 15 november 2011
De Dichter
Twee mannen van middelbare leeftijd worstelen met naald en draad aan
een grote tafel, van een groot huis, aan de rand van gehucht D. Hebben die mannen
niets beters te doen? Buiten nodigt een zonovergoten najaarsmiddag hen immers
uit voor een fikse wandeling. Blijkbaar niet. De oudste van de twee
manoeuvreert met bevende hand een rode katoenen draad door het oog van een
naald. De jongste krijgt dit niet voor elkaar. Uiteindelijk reikt de ander hem
een helpende hand. Naaste liefde bestaat nog. U moet weten dat beide heren,
geïnspireerd na een bezoek aan museum Plantin Moretus, besloten hebben een door
hen en anderen geschreven dichtbundel zelf in te binden. Samen zijn ze aan het
werk gegaan. Het resultaat van die middag: één haikubundel van zes dichters.
Deze week wordt er verder ingebonden. Elke dichter krijgt een unieke kleur draad. Zo ontstaat een kleurig werkje, die samen op de ruggen van de ingebonden verzen een regenboog suggereren. Om u een idee te geven van de kleuren, het bundeltje verwijs ik naar: http://oogo.cultuurpleingo.nl/inspiratiepagina.htm Als u wilt kunt u een bundeltje bestellen bij één van de dichters. Tot slot een haiku van mijzelf: elke morgen meer dringt de zoete geur zich op jonge herfst nevelt tinovkampen@hetnet.nl
Deze week wordt er verder ingebonden. Elke dichter krijgt een unieke kleur draad. Zo ontstaat een kleurig werkje, die samen op de ruggen van de ingebonden verzen een regenboog suggereren. Om u een idee te geven van de kleuren, het bundeltje verwijs ik naar: http://oogo.cultuurpleingo.nl/inspiratiepagina.htm Als u wilt kunt u een bundeltje bestellen bij één van de dichters. Tot slot een haiku van mijzelf: elke morgen meer dringt de zoete geur zich op jonge herfst nevelt tinovkampen@hetnet.nl
vrijdag 4 november 2011
De Dichter
Het blijft spannend om en public gedichten voor te dragen. Nerveus maar goed voorbereid stap ik zondagmiddag in mijn auto voor een ritje naar Brielle. Zou de weg langs Vierpolders nog afgesloten zijn? Zo ja, dan wacht mij vertraging van minstens vijftien minuten. Onderweg bedenk ik alternatieve routes. Om mij heen schittert een prachtig herfstlandschap. Vooral het stukje bij Geervliet ligt er fraai bij. Een mozaïek van kleuren waar het herfstlicht fel doorheen schijnt tovert daar het typische warme herfstgevoel. In gedachten zie ik mijzelf zitten onder een kastanjeboom, waaruit een herfstblad nog net niet in mijn pint met bockbier dwarrelt. Verderop blijkt de weg niet afgesloten. Ruim op tijd arriveer ik in Brielle. Als ik mijn auto heb geparkeerd en nog wat heen en weer dwaal, nadert collega-dichter Fred. We schudden elkaar de hand. Zijn houding verraadt dat hij mij niet herkent. Binnen zoeken we een plaatsje langs de wand en babbelen gezellig verder. In een sfeer van een lach en een traan, gedragen op muzikale klanken zoek ik mijn weg naar het podium. Na mijn eerste gedicht klinkt er een flauw applaus. En daar kom ik nu juist voor. Onverstoord breng ik mijn verhaal. Bij mijn laatste gedicht, een sonnet opgedragen aan de blauwe reiger, klinkt dan toch een ovationeel applaus. Trots stap ik van het podium af. Dan is Fred aan de beurt. Ook hij krijgt de handen van het publiek op elkaar. De terugreis naar huis verloopt in goede stemming. Naast mij ligt een fles wijn. Als dank gekregen voor mijn bijdrage aan een mooie middag.
Abonneren op:
Posts (Atom)