Zij zaten
op de grond. Om preciezer te zijn, op een bonk omhoog geworpen vette zeeklei. Het
waren er drie. Twee jonge en één oudere. Ze poetsten en schikten hun verenkleed.
Zo nu en dan pauzeerden ze even. De bonk klei veranderde dan in een troon. Zij waren
even de vorsten van hun habitat, althans die suggestie gaf hun lichaamshouding:
trots rechtop alles overziend. Zij hadden de touwtjes in handen. Ineens vlogen
ze op. Er ontstond een wirwar van draaien en keren in de lucht. Nauwelijks te
volgen. Even werd de oudervogel door de jongen belaagd. Daarna keerde de rust terug en nam een ieder zijn
eigen plekje in. Likkebaardend van genot. Zo eindigt dit verhaal over drie
boomvalken op een akker aan de rand van een ‘slapende’ stad.
Er is een wijsheid die zegt "ought implies can", je kunt pas een plicht hebben als je in staat bent de plicht te vervullen.
BeantwoordenVerwijderenIk zie het zelfvertrouwen van de valken zo dat dit zelfvertrouwen een gevolg is van hun kunnen, zoals ze daar trots zaten.