woensdag 4 november 2020

Herfst anekdote

Het zal eind jaren negentienhonderdtachtig geweest zijn toen er nog voor de ochtendschemer werd aangebeld. Onderweg naar de voordeur schoot ik mijn jas aan en kauwde de laatste resten brood weg. Voor de deur stond een enigszins gezette man met walrussnor en een onvergetelijke grijns op zijn gezicht: Ari Stolk.

Ari was in die tijd tekenaar van Vogels, het lijfblad van de Vogelbescherming. In elk nummer stond er een column van, naar ik dacht, Nico de Haan. Juist, een van de Baardmannetjes! Ari schetste bij het verhaaltje lange tijd een leuke tekening.

Die herfst en winter trokken wij maandelijks naar de kust om samen met anderen de spreeuwen- en vinkentrek te observeren en de aantallen te tellen. Het was een groots opgezet project van de Vogelwerkgroep Voorne. Men hoopte antwoord te krijgen op de vraag: Wat zou de invloed van een tweede Maasvlakte zijn op het duin langs de kust met betrekking tot de flora en fauna en daarmee samenhangend de vogeltrek?

Half in de ochtend zat onze opdracht er meestal op en als wij tijd hadden trokken wij er nog samen een paar uurtjes op uit.

‘Wat ga jij doen vanmiddag?’ vraagt Ari.
‘Ik denk dat ik eerst een tukkie ga doen, daarna zie ik wel.’ antwoord ik.
‘Zet dan ondertussen geen vlees op.’ zegt hij.

En hij vertelt over die keer dat hij een rollade op het vuur had gezet en in slaap gevallen was. Hij werd gewekt door een brandlucht. In zijn keuken hing een vette walm. Van zijn rollade was niets meer over dan een zwarte knol ter grootte van een kleine kroot.

Hoe het met de Maasvlakte en zijn infrastructuur is afgelopen is bekend. Nog steeds is het een eldorado voor de vogelaar. Al is het minder dan voorheen. Zeker tijdens de herfsttrek is het een komen en gaan van diverse en soms bijzondere vogelsoorten.


Sperwer belaagt groep spreeuwen. Foto: Peter Ganzeboom

Op de Kwade Hoek is de spreeuwentrek ook goed te zien. Vaak golven zij mee met de glooiingen van de duintoppen; een betoverend schouwspel. Bovendien zijn de koperwieken en kramsvogels weer in het land. Zij doen zich te goed aan de rijpe duindoornbessen, rozenbottels en lijsterbessen. Als de bessen tegen de winter opgegeten zijn en de vogels opgevet, trekt het gros verder. Maar grote aantallen blijven ook achter. Roofvogels zoals havik en sperwer trekken vaak mee met de kleinere trekvogels, voor hen is het ‘tafeltje dekje’ als de zangertjes even niet opletten wanneer zij zich te goed doen aan de bessen, of als zij na hun maal zachtjes en verzadigd indommelen.

Als Ari nog had geleefd, had hij vast op zijn eigen wijze een pracht tekening van het tafereel gemaakt.