donderdag 12 april 2018

De watermoer


‘Weet jij welke vogel dat is, die grote grijze daar?’
‘Dat is een wulp’ zeg ik hem.
De man tegen wie ik praat heeft een stoer uiterlijk en heeft een rauw Rotterdams accent. Tussen de revers van zijn shirt, waarvan de bovenste knoopjes open staan prijkt een tatoeage. Dan vertelt hij over een kleine spreeuwgrootte vogel die hij onlangs langs de oever van een water zag lopen, hij had een krom snaveltje. ‘Ik denk dat je een waterral hebt gezien’ zeg ik hem. Terwijl ik vertel over de ral en zijn gedrag, kijk ik naar de print op zijn borst. ‘Zeg dat is toch een lotus?’ vraag ik. ‘Ja, deze tatoeage heb ik over een andere laten zetten. Eerst zat daar een soort van duiveltje met een riek, maar die verwaterde. ‘Bedoel je Neptunes?’ vraag ik. ‘Ja zegt hij enthousiast. ‘Zo heet hij’.
Hij bleek als vijftienjarige op een coaster gevaren te hebben op de Sont en de Oostzee. Hij stond in die tijd achter het roer, terwijl er een orkaan over het water raasde. Huizenhoog waren de golven. Telkens zag hij de schroef loskomen uit het water als het schip daalde op de golven. Bij het omhoog komen op de golven zag hij niets dan de hemel. Het waren bange uren, waarin hij groen en geel zag van ellende.
De lotus had voor hem een speciale betekenis. ´Het is een bijzondere bloem, die groeit in de drek van een moeras en zo krachtig is, dat hij zich omhoog worstelt en uiteindelijk floreert in de zon´. Ik vond het een mooi verhaal en wij praatten nog even verder. Toen wij uiteengingen riep hij mij na.
‘Zeg die vogel, dat was toch een watermoer?
‘Waterral’ roep ik terug.
‘Zoek hem maar op, dan hoor ik wel of het hem was´.