maandag 4 maart 2013

Pannenkoeken en hindernissen






Gewapend met twee spaarkaarten van ’s lands grootste kruidenier, rijden mijn vrouw en ik naar een pannenkoekenhuis gelegen langs de Bernisse, een oude ingedamde rivier. Vier halen twee betalen is de leus van hedenavond. Ter plekke staan in de garderobe mijn ouders ons op te wachten. Een serveerster begeleidt ons naar een uitstekende zitplaats met uitzicht over de rivier. Achter kabbelend water en bruine rietkragen staan op de dijk aan de horizon enkele boerderijen. De sfeer buiten doet idyllisch aan. Binnen is het anders. Een geweldige kolere herrie van gillende en spelende kinderen staan in schril contrast met de rust die buiten voor onze ogen over het landschap ligt. We maken onze keuze uit de lange lijst met pannenkoeken. Als ze voor ons op tafel staan en nog voordat we maar een hap hebben kunnen nemen, staat een overijverige serveerster bij onze tafel en vraagt of het smaakt. We kijken elkaar glazig aan. “Het ziet er in ieder geval lekker uit”, zeg ik. We genieten van het eten en praten gezellig met elkaar. Buiten vliegen honderden brandganzen naar hun slaapplaats voor de nacht. Als we later op huis aangaan, ontstaat het eerste probleem. De jassen van mijn vader en moeder zijn onvindbaar tussen de tientallen andere jassen die aan de kapstokhaken in de garderobe hangen. Na lang zoeken worden ze eindelijk met hulp van de gastvrouw gevonden. De grote hoeveelheid indrukken die mijn vader die avond heeft opgedaan maken dat hij bij thuiskomst niet meer weet waar hij zich bevindt. Pas als hij rustig om zich heen heeft gekeken en wij wat tips hebben gegeven ziet hij dat we op de parkeerplaats achter het huis staan waar hij woont. Mijn vader mag als laatste uit de auto. De passagiersstoel wordt naar voren geschoven. Als zijn rechter been buiten is, schiet de linkerknie op slot. In eerste instantie is hij met geen mogelijkheid uit zijn benarde positie te redden. Lachend maar verward valt hij schuin achterover in de auto. Zijn rechterbeen bungelt nog steeds buitenboord. Met trekken, schuiven en duwen weten we hem uiteindelijk uit de auto te krijgen. Binnen bij een extra bakje koffie, een grap en een grol valt alles weer op zijn plek. Lachend worden we bij de deur uitgezwaaid als we naar huis gaan.