vrijdag 10 juli 2020

Een Hollands pareltje

Want daar achter de hoge bergen ligt het land Van Maas en Waal.

De lange stoet van het circus van Jeroen Bosch moet vanuit het diepe Zuiden richting dit oer Hollandse landschap getrokken zijn, want bergen zijn hier niet te bekennen; wel een fonkelend wetlandje, dat te midden van de uiterwaarden ligt.

Het is nog redelijk vroeg in de ochtend als ik mijn auto naast een in bloei staande vlasakker parkeer. De lucht licht bewolkt, zindert van de insecten. Het is dan ook niet vreemd dat de gierzwaluwen het druk hebben. Als ik uitstap stoot ik mijn arm tegen de claxon. Geschrokken kijkt een echtpaar, hij met verrekijker en zij met een fototoestel waaraan een enorme telelens is bevestigd, naar mij op. ‘Sorry’, roep ik. ‘Geeft niet, kan de beste overkomen. Een fijne dag nog’. Vriendelijke mensen, zij bestaan nog.


Over het riet kijk ik naar het drassige gebied erachter. Zeker vijftig lepelaars maaien met hun snavels door het water. Behoedzaam drijven volwassen kluten hun jongen naar ondiepe gedeeltes. Op een draad, die als afscheiding dient, zitten twee jonge grasmussen. Zo om en nabij de twee minuten komt een van de ouders met een lekker hapje, dat dankbaar wordt opgepeuzeld. Ik struin langs de kruidenrijke weelde die steeds rijker aan geur en kleur wordt. Een piepje dat lijkt op een niet gesmeerd wieltje maakt dat ik stil ga staan. Een klein bruin vogeltje met een roestbruin staartje blijkt de voortbrenger van het geluidje. Een blauwborst schiet het door mijn hoofd. En ja hoor als hij zich omdraait en voluit gaat zingen, straalt het witte vlekje weergaloos vanuit het diepblauwe borstje waaraan het vogeltje zijn naam dankt.

Verderop ga ik dieper het gebied in. Hier lijkt het op een vloedbos van voornamelijk wilgen en elzen. Een doornenhaag schermt het wetlandje af van het pad waarop ik loop. Eind juni is een bijzondere tijd, want er zijn talloze uitgevlogen jongen die bijgevoerd moeten worden. Leuk is dat de nieuwe wereldburgers eerder nieuwsgierig dan angstig zijn. Vanuit het riet klinkt het krrk krrk. De kleine karekiet. Ik kan hem op nog geen drie meter afstand goed observeren. Voorzichtig zet hij zijn lied in, ondertussen snaait hij achteloos een vlieg. Op dat moment hipt als een ware acrobaat zijn jong door het riet. De bek geopend alsof hij vermoeid gaapt. De oudervogel weet wel beter, tijd voor een hapje. En zo geniet ik volop van dit Hollands pareltje in het land van Maas en Waal. Een kerkklok in de verte vertelt dat ik op ‘huis’ aan moet gaan. Een primitieve trekkershut op het erf bij een boer.