zondag 25 december 2011

De Mensch


Het valt niet mee om haar te veroveren. Ik ken haar, maar dat is theorie. De praktijk is weerbarstiger. Een jogger met hond gaat mij voor. Als zij een tiental minuten later gedwongen worden een andere route dan gepland te lopen, weet ik dat ik alle vernuft nodig zal hebben. Het pad langs het oude riet buigt naar links. Voor mij liggen een aantal enorme plassen. Berekenend zoek ik mijn weg  over die delen die het minst onder water staan, om met een enorme sprong op een zompige pol gras te landen. De enige toeschouwer is een blauwe kiekendief die opgaat in het landschap. Mijn jas schuurt langs de takken van een duindoorn. Dan nader ik een nog grotere waterpartij. Het gitzwarte water verhult ondiepe delen. Eindigt hier mijn tocht. Mijn tenen bewegen op en neer. Ze zijn nog droog. Even is er twijfel dan wint moeder natuur. Ineens sta ik vijfentwintig meter verder met een vochtige broek, maar droge voeten, op het pad. De zee ligt machtig aan mijn voeten. Witte schuimkoppen slaan onstuimig op het strand. Door een als vanzelf ontstane kreek stroomt wild het water naar zee. Stukken strand brokkelen af onder de snelheid van het zilte vocht. Met respect neem ik afstand. Als dank dwingt zij met zachte hand mijn blik naar een groepje strandlopers, drieteentjes. De beestjes raken met hun driftig geren een gevoelige snaar. Vrolijk keer ik mijn rug naar zee en volg een pad langs het binnenduin. Ineens sta ik oog in oog met een sperwer. Van mij geschrokken zwenkt zij naar hoger gelegen duintoppen. Daar golft hij over het struweel op zoek naar prooi. Mijmerend loop ik verder. Ik heb haar bedwongen. Zacht sluit ze haar armen om mij heen en versmelten onze lijven. Even zijn we één, even ben ik onzichtbaar. Als zij mij loslaat en ik haar wil verlaten, speelt zij nog eenmaal haar spel. De weide waar in de zomer de ratelaar en de gevlekte orchis bloeien staat geheel onder water. Ik kijk achterom. Zie haar glimlach. Een diep zucht verlaat mijn lippen.

dinsdag 13 december 2011

De Mensch


Plato had het al vroeg door: De ‘wereld’ die wij ervaren is niet de werkelijke wereld. Zij is een schaduw. De ‘wereld’ die wij persoonlijk ervaren is volkomen subjectief en daarom een illusie. Allemaal vertellen we een ander verhaal over wat we gezamenlijk ervaren hebben. Het heeft er alle schijn van dat we ons graag laten foppen. Illusie en romantiek vieren hoogtij. Zoals ‘onze wereld’ een schaduw is van de werkelijkheid, zo zijn onze verhalen, foto’s en films daar een afspiegeling van. Met de hedendaagse techniek en een flinke dosis naïviteit leven we in een ‘Wonderland’.

Ergens in de jaren negentig genoot ik een prachtige natuurdocumentaire over de wolf. Ik had beter moeten weten, want de film was geproduceerd door sprookjesverteller Walt Disney. Een natuurlijk lijkend filmshot was destijds opgenomen in een dierentuin. Ik besloot nimmer meer natuurfilms te bekijken.

Verleden week trapte ik er toch in. Sir David Attenburough zoog mij met zijn honing zoete  stem naar de buis. Werkelijk schitterende beelden van onze Frozen Planet rolden over het scherm. Ik was getuige van de geboorte van enkele ijsberen. Unieke beelden, die nog nooit elders in de vrije natuur gefilmd waren. Ik was even in ‘Wonderland’.  
Tot gisterenavond de vrouw van het journaal mij terug op aarde bracht. De beelden waren geschoten in ons eigen Ouwehands Dierenpark en vervolgens in de film geplakt.

Zoals films de werkelijkheid verdraaien zo doen foto’s dat ook . Gretig wordt daar gebruik van gemaakt en we genieten van de plaatjes, immers we leven graag in een geromantiseerde en illusionaire wereld. Nee, dan zie ik liever de natuurfoto’s van mijn vriend. Onscherp hier en daar, maar zij benaderen in ieder geval de schaduw van Plato en zijn daardoor zuiver en eerlijk.     

donderdag 1 december 2011

De Dichter


herfstnevel -  even staat zij stil
bij de grauwe ganzen op de natte winterweide

schapen aan de horizon zijn nauwelijks zichtbaar
een zwarte kraai ziet haar opgaan in het land waar
vinken bewegen tussen elzentakken zonder blad

op de markt - staat zij even stil
bij de Turkse bakker en het platte brood

wierook kringelt tussen de vele  hindoebeeldjes

de mens die ziet – weet zich even stil
bij de eenheid in verscheidenheid

dinsdag 15 november 2011

De Dichter

Twee mannen van middelbare leeftijd worstelen met naald en draad aan een grote tafel, van een groot huis, aan de rand van gehucht D. Hebben die mannen niets beters te doen? Buiten nodigt een zonovergoten najaarsmiddag hen immers uit voor een fikse wandeling. Blijkbaar niet. De oudste van de twee manoeuvreert met bevende hand een rode katoenen draad door het oog van een naald. De jongste krijgt dit niet voor elkaar. Uiteindelijk reikt de ander hem een helpende hand. Naaste liefde bestaat nog. U moet weten dat beide heren, geïnspireerd na een bezoek aan museum Plantin Moretus, besloten hebben een door hen en anderen geschreven dichtbundel zelf in te binden. Samen zijn ze aan het werk gegaan. Het resultaat van die middag: één haikubundel van zes dichters.

Deze week wordt er verder ingebonden. Elke dichter krijgt een unieke kleur draad. Zo ontstaat een kleurig werkje, die samen op de ruggen van de ingebonden verzen een regenboog suggereren. Om u een idee te geven van de kleuren, het bundeltje verwijs ik naar:
 
http://oogo.cultuurpleingo.nl/inspiratiepagina.htm
 
Als u wilt kunt u een bundeltje bestellen bij één van de dichters.
 
Tot slot een haiku van mijzelf:
 
elke morgen meer
dringt de zoete geur zich op
 jonge herfst nevelt
 
tinovkampen@hetnet.nl
 
 

vrijdag 4 november 2011

De Dichter


Het blijft spannend om en public gedichten voor te dragen. Nerveus maar goed voorbereid stap ik zondagmiddag in mijn auto voor een ritje naar Brielle. Zou de weg langs Vierpolders nog afgesloten zijn? Zo ja, dan wacht mij vertraging van minstens vijftien minuten. Onderweg bedenk ik alternatieve routes. Om mij heen schittert een prachtig herfstlandschap. Vooral het stukje bij Geervliet ligt er fraai bij. Een mozaïek van kleuren waar het herfstlicht fel doorheen schijnt tovert daar het typische warme herfstgevoel. In gedachten zie ik mijzelf zitten onder een kastanjeboom, waaruit een herfstblad nog net niet in mijn pint met bockbier dwarrelt. Verderop blijkt de weg niet afgesloten. Ruim op tijd arriveer ik in Brielle. Als ik mijn auto heb geparkeerd en nog wat heen en weer dwaal, nadert collega-dichter Fred. We schudden elkaar de hand. Zijn houding verraadt dat hij mij niet herkent. Binnen zoeken we een plaatsje langs de wand en babbelen gezellig verder. In een sfeer van een lach en een traan, gedragen op muzikale klanken zoek ik mijn weg naar het podium. Na mijn eerste gedicht klinkt er een flauw applaus. En daar kom ik nu juist voor. Onverstoord breng ik mijn verhaal. Bij mijn laatste gedicht, een sonnet opgedragen aan de blauwe reiger, klinkt dan toch een ovationeel applaus. Trots stap ik van het podium af. Dan is Fred aan de beurt. Ook hij krijgt de handen van het publiek op elkaar. De terugreis naar huis verloopt in goede stemming. Naast mij ligt een fles wijn. Als dank gekregen voor mijn bijdrage aan een mooie middag.