vrijdag 26 augustus 2011

De Dichter

Het dichten lijkt in het slop te liggen. Momenten dienen zich wel aan, maar het vingertoppen gevoel, is slapende. Toch schreef ik er laatst weer één. Dit naar aanleiding van het verhaaltje hieronder. Daarom dit maal een verhaaltje plus een gedicht.

Leef je nog? Deze vraag verscheen eind vorige week op het beeldscherm. Hij was afkomstig van Peter. Blijkbaar miste hij mij. Ja ik leef nog, schreef ik terug. We spraken af om zondagmorgen vroeg een familie boomvalken te observeren.

Even over half acht ben ik present. Ik zit op mijn troon. Voor mij een statief met telescoop en de mast waarin het nest van de boomvalk. Achter mij zweeft een kiekendief boven het graan. Op het nest worden de twee jongen gevoerd door een ouder. De jongen die eerder hun donskleed nog bezaten zijn nu bijna op kleur. Vleugels en staart mogen nog een klein beetje groeien en dan kunnen de eerste vlieglessen van start gaan. Om half negen schuift Peter aan. Samen genieten we van de snelle jachten die de ouder vogels frequent ondernemen. Als we later naar de lucht achter ons staren vormt zich daar een onweersbui. Ik meen stellig dat de bui zich pas in de namiddag elders zal ontladen. Direct nadat ik de zin heb uitgesproken begint het boven ons te donderen. Niet veel later vallen de eerste druppels. Wat te doen. De bui lijkt over te trekken, maar het onweer blijft ons plagen. Zo midden in de vlakke polder zijn we kwetsbaar. We besluiten naar elders te vertrekken. Een groep bomen met een naastgelegen boerderij wordt onze bestemming. Inmiddels klonteren van alle kanten buien samen, die zich ver bij ons vandaan boven de stad ontladen. Wij staan droog en genieten van het spel van buizerd en kiekendief. Volgende week vliegen de boomvalken wellicht uit. Wij zullen erbij zijn. 


                                                                                 
                                          Tussen draden vol spanning,
                                  hoog boven goudgeel graan,
                                  scheert de boomvalk als een
                                  sikkel door de blauwe lucht.

                                  Dan verdwijnt hij uit zicht.
                                  Onze blik wordt gevangen
                                  door het rekken en strekken
                                  van de jongen op het nest.

                                  Onder luid wolkgeroffel,
                                  zijn kloffie verregend en
                                  verwaaid, komt pa met
                                  een prooi aangevlogen. 

                                  Nu begint de ochtenddis.
                                  Vale veertjes vliegen op.
                                  Bloederige darmen als
                                  elastiek vullen de magen.