woensdag 9 maart 2022

Langs het Haringvliet

Vandaag heb ik afgesproken met mijn vriend om te gaan vogelen. Onderweg piepen we even over de dijk bij de Beninger slikken. Vanuit de auto kijken we uit over het gebied. Als een vogel over een ruggetje van klei golft en er verderop achter verdwijnt, wordt mijn vriend onrustig. ‘Was het geen waterpieper?’ vraagt hij zich hardop af. Hij opent de deur van de auto, pakt zijn camera, en sluipt naar de vogel toe. Die blijkt gevlogen. Omdat hij verder over de dijk blijft lopen, sluit ik mij bij hem aan. Door een harde en koude wind is het onaangenaam. Bovendien ‘drukken’ de vogels zich in zulke weersomstandigheden. Ze verschuilen zich liever in de luwte. In draf lopen we daarom naar de auto en rijden naar het Kooisteebos, een perceel van Staatsbosbeheer bij Hellevoetsluis.

 

Een deel daarvan is verruigd, zodat het op echte natuur lijkt. De zang van een winterkoning trekt onze aandacht. Het is voor ons een sport om het beweeglijke vogeltje op te sporen in het dode hout en het struikgewas. Een silhouet brengt ons op een vals spoor. ‘Joh, dat is een vuurgoudhaantje!´ zegt Peter enthousiast fluisterend tegen mij terwijl hij mij zacht aanstoot. Wat een mooi beestje is dat toch. De groenige mantel die over zijn rug en deels over de flanken geslagen ligt en het gouden kruintje waardoor het lijkt of er een vuurtje op zijn kopje bandt. ‘Machtig mooi man, het lijkt wel een toverbal.’ Zie hem daar hangen als een kolibrie onder een takje, op zoek naar een insect. Ondertussen is de zon fel doorgebroken. Een grote bonte specht die hoog bovenin een dode boom aan het kloppen is, wordt daardoor optimaal verlicht. De balts is inmiddels in volle gang.



                                            Foto: Peter Ganzeboom - Het vuurgoudhaantje, klaar voor de sprong naar een sappig insect.

 

Maar nog steeds hebben wij ons winterkoninkje niet gevonden. Omdat onze aandacht was afgeleid, is hij hogerop gaan zitten en nog harder gaan zingen: Hé, hier zit ik! En dan ‘hebben’ wij hem eindelijk. We hebben er niet minder lol om dan om een zogenaamde bijzondere soort. En zo op het gemak, de ogen geopend, de oren gespitst, struinen wij door het bos. ‘Het zou leuk zijn om een ijsvogeltje te spotten’ zeg ik. Helaas laat die zich niet zien. Je kan ook niet alles hebben.

 

De volgende dag loop ik op een zonovergoten zaterdag een vogelexcursie op Tiengemeten. Een sperwer vliegt pal voor ons over het struweel, langs de oevers van het Haringvliet. De eerste krent in de pap deze dag. Bij een voormalig haventje is het wederom raak. Een scherpe krachtige fluittoon, ZIE-ti ontlokt mij de kreet: ‘Een ijsvogel!’ ‘Waar?’ ‘Nou daar!’ En ik wijs naar de vogel die snel over het water vliegt.

 

Langs het Haringvliet hoef je je nooit te vervelen.