vrijdag 7 september 2018

Over de Boomvalk



Een volwassen mannetje heeft zojuist een grasparkiet gevangen. In de lucht peuzelt hij de kop deels op en draagt hem daarna over aan een jong. Let ook op de kenmerkende rode broek bij de volwassenvogel.

De foto's in het krantenartikel en hierboven zijn van Peter Ganzeboom. Zie ook boomvalken.nl

maandag 3 september 2018

Uit het vroegere leven van - Angst voor de onbekende


Angst voor de onbekende



Aan het einde van de middag als het al flink schemert, zit de jongen op zijn knieën in een fauteuil voor het raam. Hij wacht tot de pendelbus zijn opa aan de overkant van de weg afzet. Als het zover is, springt hij op uit de stoel en rent door de kamer en keuken naar de voordeur. Zijn opa loopt dan juist het erf op. Niet veel later zitten zij met z’n drieën aan tafel met hun neuzen boven een dampend ‘prakkie’ van aardappelen, krootjes en een flink stuk spek. Er wordt bijgepraat over de dag en na de afwas komt de zinken teil tevoorschijn. Hij wordt gevuld met koud water, dat opgewarmd wordt met een dompelaar. Tijd voor het vrijdagse bad.

Langzaam vordert de avond. Tijdens de koffie zet zijn opa de televisie aan. Het is gissen naar de kleuren van de beelden die nog in zwart-wit de huiskamer binnenkomen. Is dat niet Pierre Jansen, die enthousiast over kunst vertelt?

Tijdens een boeiend fragment, klinkt er gestommel in de keuken en met veel kabaal stapt er een man onvast de woonkamer binnen. Zijn olijke kop en vrolijke, ’Hallo Annie’, laat de jongen schrikken en als een bange muis duikt hij onder de tafel. ‘Hallo Trien’, zegt zijn oma en er ontstaat een moeilijk te volgen gesprek.

Trien is de broer van zijn oma, die hem vermanend toespreekt. Hij heeft te diep in het glaasje gekeken. Onbekend met dit fenomeen, komt de jongen voorzichtig tevoorschijn. Maar als de man hem een hand wil geven, rent hij de trap op naar zolder. Dat hij daarbij hard zijn hoofd stoot tegen het trapluik, kan hem op dat moment niet deren. Boven legt hij gespannen zijn oor te luisteren op de zoldervloer. Pas als de stemmen doven, hij de keukendeur hoort dichtslaan en het geluid van knarsend grind wegsterft in de gitzwarte nacht, durft hij weer naar beneden te gaan.

Zijn opa stelt hem lachend gerust. ‘En dan is het nu tijd om tanden te poetsen en naar bed te gaan’ zegt hij. Boven knipt hij zijn zaklamp aan, staart nog even naar de duizenden sterren door het raam. Dan kruipt hij in bed en droomt over het Gele Teken, een spannend stripverhaal van Blake en Mortimer, dat naast zijn bed ligt. Morgenochtend zal hij dat voor de derde keer gaan lezen. In de middag wordt hij dan door zijn ouders en broertje opgehaald. De fijne tijd bij zijn opa en oma zit er dan weer op.    




zondag 2 september 2018

Uit het vroegere leven van - Over appels, peren en kwade wespen


Over appels, peren en kwade wespen

Samen ruimen zij de tafel af en wassen de vaat. Daarna begint zijn oma met het huishouden. De jongen loopt via de keukendeur de schuur in over de lemen vloer en langs het toilet. Door de kleine halfronde ramen in de stalmuur sprankelt het herfstlicht naar binnen. Op binnenzijde van de klamme buitenmuur bolt de kalk. Hij kan het niet laten om op een van die bulten met zijn duim te duwen. De bult verbrokkelt en scheuren vinden vanuit het midden grillig hun weg. Geobsedeerd pulkt hij stukjes kalk van de muur totdat er grotere stukken loslaten. Op die plekken is de stenen buitenmuur te zien, of de mortel die erover heen gestreken is. Hij zal het straks tegen zijn oma vertellen, die hem streng zal toespreken. Zijn opa is milder. Van hem krijgt hij ook een standje, maar met een knipoog. Als hij geluk heeft mag hij later helpen met witten.

Als hij het huis achter zich gelaten heeft, loopt hij door het hoge natte gras naar de werkschuur verderop. Hij voelt aan de klink, maar die beweegt nauwelijks door het hangslot dat eraan is bevestigd. Jammer, hij zal moeten wachten op zijn opa. Misschien gaat die vanavond nog naar de tuin. Tussen de al kale aalbessenstruiken loopt hij naar de boomgaard. De appels en peren zijn al bijna plukrijp. Sommige zijn al van de takken gevallen en enkele daarvan worden uitgehold door gulzige wespen en ander ongedierte. Hij herinnert zich het verhaal, dat zijn opa een wespennest had gevonden in de grond achter het huis. Met peteroleum had hij het overgoten en in de brand gestoken. Later groef hij het uit met een spa. Een groot aantal had de brand weten te overleven en zette woest de aanval op zijn opa in, die ternauwernood kon ontsnappen.

Achter de boomgaard is de tuin. Een groot deel ligt al braak. Op een klein stuk groeit nog wat spruit- en boerenkool. Beiden kunnen zeker tot aan de winter geoogst worden. Op een ruggetje van gras langs een slootkant, kijkt hij over het achterland en ziet de huizen aan de Lodderlandse dijk. In gedachten rijdt hij de route achterop de brommer van zijn vader naar huis. Via de Tinte naar Den Briel. Vandaar over ‘Het Moordenaartje’, een verloren gegane tramlijn die nu dienst doet als fietspad, naar Spijkenisse. Vandaar is het nog maar een klein stukje naar Pernis.