maandag 10 december 2012



Het is waterkoud als mijn vrouw en ik vroeg in de middag naar het Kasteel van Rhoon vertrekken. Ter plekke willen we een wandeling maken, om daarna een oudere dame te bezoeken. De omgeving doet Oudhollands aan. Buien jagen over de weilanden en door de oude kasteelgaard. Halverwege een smal pad, dat ooit een toegangsweg naar het kasteel geweest moet zijn, sta ik stil en adem de sfeer van vroeger tijden in. Achter een van de ramen flikkert kaarslicht. Mensen van stand lachen om een nar die op een tafel danst. Mijn vrouw trekt mij aan de mouw van mijn jas in het heden. Het pad waarop we lopen ondergaat een metamorfose naar mate het verder tussen de velden meandert. Lopen we eerst op asfalt, later staan we letterlijk met onze voeten in de modder. Daar sta ik dan met mijn deftige Clarks. “Doe straks je schoenen maar uit”, zegt mijn vrouw. Gelukkig is de woning van de oudere dame met vloerbedekking gestoffeerd, koude voeten krijg ik dus niet. Op de bank naast mij ligt een religieus blad, waarin de Joods Palestijnse kwestie wordt besproken. De kernvraag is, of de wet van God dan wel de burgerlijke wet moet worden toegepast om het probleem op te lossen. De schrijver van het artikel weet het uiteindelijk ook niet en adviseert de lezer om God in gebed te raadplegen. Ik ga maar niet in discussie met de oudere dame, ook omdat zij stokdoof is. Telkens als ik met haar tracht te communiceren, knijpt zij in haar neus en perst haar vacuümgetrokken trommelvliezen ‘open’. Het mag niet baten. Mijn vrouw die naast haar zit fungeert deze middag als tolk. Aangezien de twee vrouwen goed met elkaar kunnen communiceren, zoek ik mijn vertier in het oplossen van een Zweeds raadsel. Zo kabbelt een duistere zondagmiddag naar zijn einde. Bij het weggaan drukt zij mij een bonbon in de hand, die ik peinzend opzuig tijdens de rit naar huis.