donderdag 11 juli 2019

Van harte kerel


Kwart voor tien. Pauze. Ik sla het document waaraan ik werk, een hoofdstuk van de roman die ik aan het schrijven ben, op en bel terwijl de koffie pruttelt mijn vriend Peter. Hij is jarig vandaag. Ik feliciteer hem en vertel welke verrassing ik in petto heb.

 ‘Nou, dat is een mooi cadeau. Bedankt’.
 ‘Zit je nog op je stekkie’ …  Vraag ik hem.
 ‘Jawel, ik heb net een voedering gezien’.
 ‘Zeg, die sperwers die jij laatst zag, waar zaten die precies’.
 ‘Als je nu naar mijn huis fietst, rijden wij er samen heen’.

Een half uurtje later staan wij samen bij een clubje takkelingen van de sperwer. Het is nog een kunst om ze op te sporen, beweeglijk als zij zijn. Zij kunnen nog maar nauwelijks vliegen en balanceren vervaarlijk op de tak waarop zij zojuist geland zijn. Van roofvogels kun je het hele jaar door genieten.

Ongemerkt is het warmer en benauwd geworden. ‘Tijd voor een ijsje, zegt Peter, of wil je wat anders?’ ‘Nou, … koffie met iets lekkers lijkt mij ook wel wat, grijns ik verrast. Onderweg naar een plaatselijke hamburgerketen, een tent waar ik nauwelijks kom, gaan wij in conclaaf wat te nemen. Het water loopt ons in de mond. Uiteindelijk zitten wij aan de koffie met donut en citroencake.

Peter en ik vieren onze verjaardag nooit uitbundig, toch is het op deze manier ook groots. In februari ben ik weer aan de beurt. Tot die tijd schelen wij maar één jaartje.