dinsdag 29 december 2015

Drift, bloed en passie



I


Over het algemeen staan Spanjaarden bekend als temperamentvol. In het verkeer blijkt niets van deze eigenschap. Alsof wij in een rij van computergestuurde auto’s rijden, glijden wij door het verkeer. Niemand kleeft bumper, of snijdt anderen de weg af. Stressloos naderen wij dan ook de vierbaansrotonde op de meest linkse baan. Wij moeten echter naar rechts, de Puente del Alamillo over. Ik besluit een extra ronde te rijden, om het verkeer niet te hinderen. De Spanjaard doet dit niet, die neemt en krijgt zonder enige strubbeling voorrang om zijn weg te vervolgen. Als ik dat later ook probeer, wordt er geclaxonneerd. Niet één keer, maar diverse keren. “Trek je daar maar niets van aan pa” zegt Femke. “Claxonneren is hier gewoon. Men toetert elkaar gedag”. Rare jongens die Spanjaarden denk ik. Overmoedig rijd ik de andere dag een verkeersplein op. Een auto links achter mij remt hard en claxonneert. Ik toeter terug en wuif vriendelijk naar hem. Mijn reactie is olie op het vuur. Druk gebarend wijst de automobilist op mijn fout, ik had voorrang moeten verlenen.



II



Terwijl ik mij over mijn tapas buig, een zacht gestoofde ossenstaart, valt mijn blik op een enorme stierenkop aan de wand. El Torro, zijn kop als trofee, nadat het laatste leven uit zijn kolossale lijf is genomen door een toreador. Spanjaarden lijken in enig opzicht op de Romeinen uit de oudheid. De Romeinen hadden een arena waar het volk vermaakt werd met brood en spelen. Tijdens die spelen ging het er barbaars aan toe. Werden er in die tijd mensen (gladiatoren) geslachtofferd, vandaag de dag zijn in Spanje (nog steeds) stieren het slachtoffer ter vermaak van de mens. Nee, geef mij het passievolle vermaak van de flamencodans dan maar.



III



Na lang zoeken vinden wij het pand dat midden in het hart van Sevilla ligt. Na onze tickets te hebben getoond, worden wij door een man een ijskoud atrium binnengeleid. In het midden daarvan ligt een klein houten podium waarop drie stoelen naast elkaar staan. Langs het podium staan enkele rijen plastic klapstoeltjes, die merendeels bezet zijn. Wij zitten schuin tegenover het podium. Een prima plek ware het niet dat een koude tochtwind langs onze ruggen waait. Nadat de acteurs zijn aangekondigd, nemen twee van hen, een zanger en een flamencogitarist, plaats op het podium. Vingervlug speelt de gitarist de akkoorden waardoorheen een melodielijn zijn weg vindt. De eerste olé’s klinken en uit balorigheid roep ik mee. Als twee flamencodansers, een man en een vrouw, op het podium verschijnen, vindt een metamorfose plaats. Mijn balorigheid verandert in diep respect voor hen op het podium. Wat een passie, wat een vuur. Nog steeds roep ik olé, maar nu meer uit waardering. Het flamencodansen is een ware topsport. Als de toegift is gegeven en de kou geheel is verdwenen, verlaat ik vol bewondering het atrium.