donderdag 22 november 2018

Op het verkeerde been



November, de kantelmaand. De laatste herfstkleuren liggen bedekt onder een grauw en koud licht dat de winter aankondigt. Ondanks dat ik een buitenman ben zoek ik mijn vertier in deze tijd ook binnen. Vandaag is het plan om met mijn vriend Niels de Kunsthal te bezoeken, waar kinetische kunst de bezoeker poogt te ontroeren of beroeren.

Al op metrostation Akkers dreigt het mis te gaan. Twee treinstellen zijn uitgevallen. Maar uiteindelijk zit ik comfortabel achter een nog niet beslagen ruit en rijd langs de crèche waar mijn dochter Femke meer dan 25 jaar terug haar plezier vond. Ter hoogte van Poortugaal maakt de metro een eigenaardig geluid en ook het kalm voortzoeven is aan haperingen onderhevig. Het zal toch niet? Bij Rhoon gaat het afremmen en optrekken nog minder gelijkmatig. Een stem uit de intercom bevrijdt mij uit een sfeer van negatieve gedachten. ‘Wegens extreme gladheid kan er enige vertraging ontstaan. Wij vragen uw begrip hiervoor’. Het is weer zover, gevallen herfstblad, bedenk ik mij.

Bij het Zuidplein stapt Niels in. Wij rijden op naar station Wilhelminapier om vandaar over de Erasmusbrug naar de Kunsthal te lopen. Omdat de brug geopend is lopen wij een rondje om. Een man met een filmcamera op zijn schouder komt ons tegemoet. Achter hem loopt een man in een grijze mantel en dito gekleurde pet. Enthousiast roept hij: ‘Fantastisch. Filmen’. Wat ik denk, zegt Niels tegen mij. ‘Beau’! Beau van Erven Dorens maakt opnames voor zijn nieuwe programma. Wij praten even over hem en schenken hem verder geen aandacht.

Onze belangstelling gaat vooralsnog uit naar Joost Zwagerman en zijn obsessieve honger naar kennis. Niet-weten bracht hem in een permanente toestand van angst, was ons duidelijk geworden bij het zien van een onlangs uitgezonden documentaire over zijn leven. Tenslotte is die angst hem noodlottig geworden. Via Joost en zijn poëzie komen wij uiteindelijk op onze gedichten uit.

In het restaurant van de Kunsthal liggen zij voor ons neus. Altijd is het interessant om samen elkaars gedichten te bespreken. Het bitter, de koffie en het zoet, een cakeje, houdt ons bij de les. Beiden zoeken wij een strofe van een gedicht uit die ons aanspreekt. Vervolgens een zin uit de gekozen strofe en daarna een woord. Dat ‘moet’ dan, is de theorie, het kernbegrip van het gedicht zijn. Dat begrip onderzoeken kan tot een heel andere interpretatie van het gedicht leiden en dus wat de dichter eigenlijk met zijn schrijven wilde zeggen.

Dan is het tijd om het denken en de poëzie achter ons te laten. Bij de ingang van de expositieruimte waarschuwt een tekst ons dat sommige installaties de bezoeker dusdanig kunnen raken, zodat zij zich ongemakkelijk kunnen gaan voelen. Zij brengen te veel aan indrukken teweeg. Soms heb ik ook wel eens last van een explosie aan indrukken. Rustig alles benaderen dus en maar zien wat het teweeg brengt.

Wat tentoongesteld wordt, brengt een bijna bovenmenselijk zintuigelijke ervaring met zich mee. Telkens word ik op het verkeerde been gezet. Vooral visueel. Op zeker moment stappen wij een ruimte in met fluorescerend gekleurd licht. Op de grens van de kleurvlakken lijkt alles mistig. Even ontbreekt alle gevoel voor diepte, alsof ik in een surrealistisch landschap sta.



Bij een houten frame, waartussen horizontaal draden zijn gespannen, verzamelen zich enige mensen die verwonderd kijken naar kleine ringetjes die om de draden zijn bevestigd. De draden trillen en de ringetjes bewegen solitair of in kleine groepjes van links naar rechts en weer terug. Daar waar zij botsen lijken sommige zich door de andere ringetjes heen te bewegen. Wat natuurlijk niet kan. Over dat fenomeen, die illusie, ontstaan spontaan leuke en leerzame discussies. De installatie is geslaagd, juist omdat kunst als actie reactie bij de aanschouwer teweegbrengt.



In de Metro praten wij later nog even bij. Een bouwvakker stapt struikelend de coupé in. In een plastic tas die hij bij zich draagt, zit een flesje sportdrank. Hij haalt dit regelmatig tevoorschijn om er een slokje uit te nemen. Is hij beneveld? Hij zegt van niet als hij zacht voor zichzelf uitpraat. Al mompelend probeert hij contact met de reizigers te maken. Niemand reageert. Maar ik zie en voel beroering bij mijzelf en de andere passagiers. Actie = reactie, maar die blijft in dit geval deels versluierd. De een na laatste halte stap hij uit. Pas nu, als ik dit stukje schrijf geef ik hem aandacht, al onthul ik niets over mijn gevoelens en gedachten. Of, toch een beetje. Wie was die man, was hij wel een bouwvakker? Wat zat er in zijn flesje. Struikelen kan ook zonder aangeschoten te zijn. Ben ik niet weer op het verkeerde been gezet, dit keer door mijn eigen gedachten?