Op
het ogenblik werk ik aan een roman. Het verhaal zit al een tijdje in mijn hoofd
en nu is het tijd om de woorden aan het papier toe te vertrouwen. Schrijven
gaat mij goed af, maar om van al het geschrevene een goede compositie te maken
is knap lastig. Daarom neem ik even pauze in mijn tuin.
Terwijl
ik van mijn koffie nip, komt er vanonder een stapeltje dakpannen een bosmuis
tevoorschijn. Hij is niet bang, want wij kennen elkaar als buren. Ooit was hij
zo brutaal om mijn huis binnen te huppen. Ik had mijn huis pas gekuist, dus er
was niets lekkers voor hem te halen. Teleurgesteld wipte hij weer naar buiten.
Niet
veel later houdt een jonge koolmees mij gezelschap, hij hipt van de ene plant
naar de andere en als hij mij echt in het oog lijkt te krijgen fladdert hij in een
zwaar en zoet geurende jasmijn.
Dan
piept mijn mobieltje; een berichtje van mijn vogelvriend Peter. Beschuit met
muisjes. De boomvalken hebben jongen. Ik feliciteer hem en maak een
afspraak om op kraamvisite te gaan.
Het
mag voor de meeste vogelaars dan wel komkommertijd zijn, een periode dat vogels
hun zangkunsten minder dan in het voorjaar laten horen, voor ons niet. Wij gaan
gewoon ‘anders’ vogelen.
Oudervogels
zingen minder, omdat zij het enorm druk hebben met het grootbrengen van hun
jongen. Zij vliegen af en aan met een lekkere snack in de vorm van een insect
of worm. Een graantje of zaadje meepikken kan natuurlijk ook.
Zo
vliegen huiszwaluwen af en aan naar hun nest dat stijf is ingeklemd tussen een
opgaande muur en dakgoot. Jonge boerenzwaluwen zitten vaak op een rasterdraad
of hek te wachten op een lekker hapje. De bekjes gaan dan wijd open en hun rode
keel is goed te zien. Hier moet je zijn, lijken zij te zeggen.
Diezelfde
boerenzwaluw, die met tientallen soortgenoten door het zwerk zwiert, is helaas
voor hem, ook prooi. Dit keer voor de boomvalk. Zo snel en wendbaar als de
zwaluw is, de boomvalk heeft er blijkbaar geen probleem mee. Als een sikkel
suist hij achter zijn prooi aan, vouwt zijn vleugels naar achteren om in een
stootvlucht zijn prooi te slaan. Mis dit keer. Hij geeft niet op. Nu voeren de
prooi en de predator een vurige dans op, een tango, waarbij zelfs zijdelings en
ruggelings wordt gevlogen. Dan is het uiteindelijk toch raak.
Op
het nest wordt de prooi gefileerd en in stukjes aan de jongen gevoerd. Kommertijd?
Voor Peter en mij zelden tot nooit. Er is altijd wel iets in de natuur te
beleven.
Foto: Peter Ganzeboom