zaterdag 30 april 2016

Panama Papers



Trots tuft hij in zijn oude tweedehandsje, die hij van zijn karig loon gekocht heeft, naar de Maasvlakte. Daar loopt hij stage bij een energiebedrijf. Op dat moment maakt hij zich geen zorgen over de kosten die de auto met zich meebrengt. Het loon van zijn stage en zijn studietoelage zijn toereikend om de wegenbelasting, de verzekering en de benzinekosten te betalen. Totdat beëindiging van zijn studietoelage en een defecte dynamo roet in het eten gooien. Nu zit hij op zwart zaad. De uitkering van een schamel pensioen van zijn vader is debet aan de stopzetting van zijn toelage. Ja, de belastingdienst weet de brave burger te vinden.

Onlangs las ik een interview dat gehouden was met een rijke zakenman. Aan hem werd de vraag gesteld of het moreel juist was dat hij zijn geldelijk vermogen in Panama ondergebracht had. Hij ontweek hiermee immers de Nederlandse belastingwet. De man maakte een ‘gespleten’ indruk. Als burger vond hij het moreel onjuist om op deze manier de belasting te ontduiken, als zakenman werd hij er min of meer toe gedwongen. Had hij niet in Panama aangeklopt, dan zou zijn vermogen slinken en zou hij zich uit de markt prijzen. Bovendien was het legaal wat hij ondernomen had.

Nu rijst bij mij de vraag: Zijn wij burgers niet allemaal kleine ondernemers? Wij doen immers ‘zaken’ om maandelijks geld te innen en dat zo gunstig mogelijk te beheren. Vanuit dat oogpunt gezien is het logisch dat wij ons geldelijk vermogen veilig stellen. Geld naar Panama doorsluizen zal niet lukken, daar is ons bedrag te klein voor. Maar de belasting ontduiken, daar waar mogelijk, is een optie. Het is legaal en moreel juist, wij doen immers ook zaken. Of zou de belastingdienst juist de kleine man weten te vinden en die tot op het bot toe uitkleden?

zondag 24 april 2016

Winters voorjaar



Het felgele verenkleed van het akkermannetje weerkaatst in het magere licht. Winterskoud is het. Om en om schuif ik mijn gevoelloze handen in één van mijn broekzakken. Met de vrije hand stuur ik de fiets over een boerenpad dat ingeklemd ligt tussen een braakliggende akker en de nog groene wintertarwe. De kraag van mijn jas is opgetrokken tot net onder mijn oren. Als ik de gele kwikstaart dicht ben genaderd, stap ik af en richt mijn verrekijker op de vogel. Net op dat moment breekt de zon door. Tot in detail kan ik de bijna tropisch aandoende vogel, die intussen argwanend op een kluit aarde langs de slootkant is gaan zitten, bewonderen. Als de vogel opvliegt, in het jonge graan landt en voor mij haast onzichtbaar is, stap ik op mijn fiets. Met de wind in de rug rijd ik naar een verderop gelegen bosperceel. Daar word ik verrast door de zang van een nachtegaal. Het is echt voorjaar. Toch lijkt de winter zich nog niet gewonnen te geven, want als ik de laatste kilometers naar huis fiets trekt de lucht dicht. Nog geen minuut later klinken enkele donderslagen. Een gordijn van hagel en natte sneeuw nadert mij in de flank. Nog één keer slaat de winter toe. Met een van de kou verbeten gezicht zet ik doorweekt mijn fiets in de schuur. Warme koffie en een dikke trui maken dat ik mij behaaglijk voel. Het is nu wachten op de definitieve knock-out die het voorjaar de winter zal geven.