dinsdag 2 maart 2021

Peuteren

Liefde voor de natuur is mij als kind met de paplepel ingegoten. Mijn moeder is een vrouw van de polder. Mijn vader hield van een bosrijke omgeving. Dat wat ik kreeg van mijn ouders heb ik doorgegeven aan mijn kinderen.

Even leek het erop dat mijn zoon niet zo van de natuur hield als ik dat doe. Maar als ik goed oplette tijdens onze schaarse wandelingen en kanotochten zag ik zijn belangstelling en de rust die hij er vond. Onlangs vertelde ik over de zeearenden langs het Haringvliet. Wij spraken af om naar hen op zoek te gaan.

Vanuit zee waaien over de rivier velden van nevel, die de horizon vervagen. En juist daar, langs de oevers van het Haringvliet houden de arenden zich vaak op. In het veld vertel ik hem over de ganzen en eenden op en rond een waterplas. Later balanceren wij over een bemodderd pad dat dieper het gebied in loopt. ‘Kijk uit hoor’ zeg ik ‘want onlangs maakte ik hier een flinke schuiver.’ Bij een Bosman molentje staan wij stil. Als techneut wil hij er alles over weten. Ik leg uit hoe de molen werkt en dat hij dient om de waterstand in de polders op peil te houden.

Terwijl de mist een spel met ons speelt, telkens lijkt hij op te trekken, spotten wij onze eerste roofvogelsoorten. Een bruine kiekendief trekt zelfs vlak voor ons langs. Op het pad landt een puttertje en dan blijkt dat het als ongeoefende niet meevalt om hem in beeld te krijgen. Ik moet glimlachen hoe mijn zoon worstelt met zijn verrekijker. Dan eindelijk heeft hij hem. Hij is verbaasd over zijn bonte kleuren die haast tropisch aandoen. ‘Wat een rare naam. Hoe komen ze daar aan?’ vraag hij. Ik leg uit dat er twee versies zijn.


                                      foto Peter Ganzeboom

In midden Nederland sprak men vroeger over puederen, wat peuteren betekent. Ons vogeltje het peutertje heet nu puttertje. Een plant waarop het puttertje bij uitstek peutert is de distel. De link is nu snel gelegd naar zijn tweede naam: de distelvink.

Ooit hield men puttertjes in een kooitje. Het vogeltje zat vast met een kettinkje aan zijn pootje. Om aan drinken te komen had men hem geleerd om een vingerhoed grote emmer op te takelen, het zogenaamde putten, waarin het water zat.    

Na deze leuke anekdotes lopen wij verder en houden pauze bij een uitkijkpunt. Vanaf hier zijn de zeearenden vast te zien. Maar die hebben er vandaag geen zin in. Op de terugweg kijken wij nog eenmaal achterom. Je weet immers maar nooit. Helaas. Toch zullen wij onze tocht niet snel vergeten.


Vandaag, 2 maart, staat dit verhaal in Groot Goeree-Overflakkee. Het staat ook in het boek dat binnenkort uitkomt: 'Wat ons bezighoudt'. Het is een boek van Niels Snoek en mij, waarin wij in tijden van lockdown elkaar regelmatig mailden over onze belevenissen. Ik reageer op Niels' gedichten doorgaans met proza en Niels reageert op mijn proza met poëzie. Bij dit verhaal schreef hij het volgende gedicht:


het puttertje

schilderde 
Carel Fabritius
het meest bekeken
vogelschilderij
uit de kunstgeschiedenis
slechts 34 bij 23 centimeter
de vleugel een 
penseelstreek geel
met een kras er in

of is het toch
de zwaan
van Jan Asselijn
waar de meeste mensen
naar hebben gekeken
of in ieder geval
langs liepen