vrijdag 26 mei 2017

Zomerjurkjes


Zacht zoevend zakt de garagedeur omlaag. De rugzak bungelt om een van mijn schouders, een man verlaat met een krant onder zijn arm de kiosk. Het is al warm als wij naar het station lopen, waar die morgen werkmannen hun laatste klussen klaren; de overgang wordt herbestraat. Omdat wij het spoor niet over mogen steken, moeten wij enkele honderden meters lopen naar een volgende overgang en vandaar over het tegenoverliggende perron teruglopen. Nog maar net op tijd bereiken wij de instapplaats, een kaartje kopen wij in de trein.

In de volle zon zoeken wij onze weg naar het centrum. Bij het plaatselijke VVV bespreken wij de plannen voor vandaag. Omdat ik twee ochtendjes kan fietsen, is Gent voor José. Haar keuzes komen op de eerste plaats, ik zal braaf en zonder protesteren volgen. Na een stadswandeling bezoeken wij Oer in het Caemerklooster. Befaamde Vlaamse schilders hebben in deze expositie de wortels van Vlaanderen weergegeven. Wij genieten volop. Wandelen maakt hongerig en bij een friettent, die volgens een viertal oorkondes aan de muur behoort tot de beste van Vlaanderen, bestellen wij een patatje stoof. De frieten zijn inderdaad uitzonderlijk lekker en ook de stoof is prima. Nadat de vette handen met een servet zijn schoongepoetst stelt José voor om een tochtje in een rondvaartboot te maken. Bij dat idee breekt het zweet mij uit, ik houd daar hélemaal niet van. Nog net voordat ik wil gaan klagen en José mij veelzeggend aankijkt, bedenk ik mij dat het haar dag is. En zo dobber ik later tussen Italianen, Fransen en een enkele Duister over de Leie. Al met al valt het mij mee. De kades zijn druk bevolkt met leuke meisjes en jonge vrouwen, waarvan de meeste zomerjurkjes dragen. Ik geniet daar stiekem meer van dan van de vervallen middeleeuwse grachtenpanden.

Op het station, bij het loket, bestelt José de kaartjes voor de terugreis. Als ik haar de naam van onze bestemming vaag hoor noemen en later meelees op de ticket ben ik op mijn qui vive. Zij heeft de verkeerde bestemming opgegeven. Zichem in plaats van Zingem. Zij vertelt de lokettist dat zij een vergissing heeft gemaakt. Het blijkt geen probleem en na enige administratieve handelingen maakt de man een nieuw kaartje aan. Op de vraag waar de reis dan heen gaat, blijft José het antwoord schuldig. Vertwijfeld kijkt zij mij aan. Ook ik kan zo snel niet op de naam komen. Ik kijk om mij heen en op een informatie bord, zie ik de naam en geef die door aan de man achter het loket. Opgelucht wandelen wij even later naar het perron, waar wij na een klein half uur wachten moe maar voldaan op de trein naar Zingem stappen.

woensdag 24 mei 2017

Schoon Vlaanderen; Geen genade


Waar blijft dat verrekte viaduct, zodat ik de Schelde over kan steken. Het duurt maar en het duurt maar. Straks moet ik tot overmaat van ramp nog terugfietsen ook, omdat ik de rivier niet over kan. Eindelijk, na een flauwe bocht, doemt er een boogbrug op. Voor de zekerheid vraag ik aan een voorbijganger de weg. Ik rijd goed. De Ronsebaan op en tussen twee huizen verderop de onooglijk smalle Paddestraat in. Honderden meters naast mij steekt de kerk van Kwaremont hoog boven het lover uit. Bij de volgende splitsing draai ik rechtsaf en dan ineens houdt het asfalt op en balanceer ik op de keien van de gevreesde en de door mij te bedwingen Oude Kwaremont. Halverwege de klim schiet José wat plaatjes en moedigt mij aan. Dat laatste is hard nodig, want inmiddels ben ik behoorlijk aan het piepen en kreunen. Boven op het plein houd ik halt voor een slok water en een kort praatje met José, dan rijd ik het laatste stuk vals plat van zo´n anderhalve kilometer. Fietsen over kasseien valt zwaar tegen. Om de vaart erin te houden zoek ik mijn weg in de berm, die vergeleken met het basalt van asfalt lijkt te zijn. Als ik de keien achter mij laat kom ik op adem en bereid mij voor op een lange snelle afdaling naar de Patersberg. Intussen heb ik gezelschap van een andere renner gekregen. Bij elk kruispunt knijp ik in de remmen, ik ken immers het parcours niet uit mijn hoofd. Een bord met blauwe pijl stuurt mij naar rechts. Vloeiend neem ik de bocht op het grote verzet. De renner achter mij, haalt mij in en roept: ‘Terugschakelen’. Te laat ik sta stil en draai terug naar beneden. De eerste slag is voor de Patersberg. Ik laat mij echter niet uit het veld slaan en val de heuvel opnieuw aan. Pas dan besef ik hoe steil 20% is. Weer dreig ik stil te vallen. Kleiner schakelen kan niet. In de goot langs de kant van de weg maak ik zowaar wat meer snelheid. Dan houdt de goot op. Er is geen berm. Ik krijg een tweede definitieve tik en val tergend langzaam om. Lopend leg ik de laatste meters af. Boven neem ik de schade op. Een geschaafde knie en een scheef zadel, die ik niet meer in positie krijg. In een vervelende houding, ik zit schuin in het zadel, daal ik af naar de voet van de Koppenberg (22%). Daar regel ik een inbussleutel, zet mijn zadel recht en rijd de heuvel tot aan het bos op, vandaar rijd ik terug naar beneden; zelfs dat valt niet mee. Beneden overleg ik met José. Ik fiets nog een klein uurtje en dan pikt zij mij op in Nukerke. Moe maar voldaan steek ik mijn duim op naar José, zij heeft mij toch maar mooi heel de ochtend bijgestaan.        

dinsdag 23 mei 2017

Schoon Vlaanderen; Zingem


Na een week van verdriet, mijn schoonmoeder kwam plotseling te overlijden, vertrekken mijn vrouw en ik op een vrijdag voor een korte vakantie naar de Vlaamse Ardennen. Naast wandeltochten in de natuur en een bezoek aan Gent, wil ik als kers op de taart delen van De Ronde rijden. Een knieblessure en een fikse verkoudheid lijkt echter roet in het eten te gooien.

Als wij in de namiddag Zingem binnenrijden, worden wij hartelijk welkom geheten op ons logeeradres. Een doosje bonbons, frisrank en een echt Vlaams biertje completeren de uitvoerige uitleg over wat er allemaal te bezichtigen is in de streek rond ons appartement. Die dag doen wij niet veel meer dan in de avond een klein rondje kuieren rond de kerk van het dorp. De zaterdagochtend trekken wij eropuit voor een wandeling langs de Schelde en de ernaast liggende plassen en ruigtes. Half in de middag keren wij terug, mijn conditie laat het afweten. De malaise zet zich de volgende dag voort, met lichte verhoging zoek ik in de middag mijn bed op. Fysiek lijk ik geslagen, maar mentaal pep ik mijzelf op; de racefiets heb ik immers niet voor niets meegenomen.

Maandag lijk ik voldoende hersteld voor een wandeling langs de Zwalm. Het smalle pad pal langs het beekje is prima begaanbaar. De oevers zijn rijk begroeid met vele soorten planten, waarvan de bloemen druk bezocht worden door vlinders en andere insecten. Bij een in het groen verscholen uitspanning houden wij een pauze voor een kop koffie. Een gezette vrouw op het terras knikt ons toe vanachter een glas goudgele Duvel. Zij is er vroeg bij zo half in de morgen. Aan een tafeltje in de halfschaduw, bestellen wij onze koffie. Het lijkt of de koffiebonen nog geplukt en gebrand moeten worden zo lang duurt het voordat onze koffie geserveerd wordt. Als wij dan eindelijk het bruine vocht met gesloten ogen door onze mond laten rollen, terwijl de Zwalm nauwelijks hoorbaar langs ons voortkabbelt, beleven wij het ultieme vakantiegevoel. Verderop stoppen wij voor een picknick. Na mijn laatste boterham leg ik mijn hoofd in de schoot van mijn vrouw en doezel in slaap. Een koekoek roept mij vanuit de populieren wakker voor de laatste kilometers naar de auto. Ik voel mij intussen mentaal gesterkt om morgen ‘mijn slag’ te slaan.