vrijdag 20 december 2019

Van haiku naar proza


Een haiku is een van origine Japanse dichtkunst. Men gebruikte drie regels met respectievelijk 5-7-5 (schrift)tekens. De tekens corresponderen met begrippen. Letters kent men in Japan niet. Bij het vertalen zetten wij de tekens om in woorden. Vervolgens werd afgesproken dat de zinnen respectievelijk 5-7-5 lettergrepen mochten bevatten.

Een haiku geeft een voor de dichter, meestal op de natuur gericht, belangrijk moment weer. Een haiku is dus uit een groter verhaal gelicht. Hieronder heb ik geprobeerd een stukje proza om vier haiku’s heen te bouwen.

De haiku’s zijn met toestemming overgenomen uit:

Haiku
Een vierkantje zon


Uitgeverij Kairos ISBN 90 70338 16 5





Stram loop ik over het beijsde gras langs de rivier. Het is nog vroeg en dusdanig koud, dat het bruine winterriet kraakt bij elke windvlaag.


Uit krakendkoud riet
stijgen grijze reigers op
naar een rode zon.


                   Adri van den Berg



Elke zondag morgen ben ik hier op weg naar mijn lieve moeder. Zij is inmiddels negenentachtig jaar en slecht ter been, zodat zij een groot deel van de dag doorbrengt in een rolstoel. Daar waar de rivier overgaat in een smalle kreek en uiteindelijk oplost in een moeras, ligt half verscholen achter een elzenbosje haar kleine woning. Zestig jaar gelden deed het dienst als arbeiderswoning van onder andere een boerenknecht en rietsnijder. Mijn broer kocht het later voor mijn moeder, nog voordat hij gefortuneerd naar Canada emigreerde. Hoewel zij weet dat ik kom, bel ik aan voordat ik mijn sleutel in het slot steek en de deur open. In de woonkamer zit zij bij de gashaard die op een laag pitje staat; zij heeft het niet snel koud. De ruimte is schaars verlicht met enkele moderne schemerlampjes. De gordijnen zijn nog gesloten.

‘Dag mam’
‘Dag jongen. Is het koud buiten?
‘Ja, het vriest dat het kraakt. Zal ik de gordijnen opendoen?’
‘Nee, dat kan ik nu makkelijk zelf kijk maar’.



Vanuit haar rolstoel
opent zij met één gebaar
een kamer vol zon.


                   Adri van den Berg



Tijdens de koffie praten wij bij over koetjes en kalfjes en wat gaande is in de wereld. Want hoe oud zij ook is ‘de toestand in de wereld’, ook al is G.B.J. Hiltermann overleden, houdt zij bij. Omdat de zon uitbundig blijft schijnen en het nauwelijks waait, neem ik haar mee naar buiten voor een klein heen en weertje over de dijk. Zij wijst op het elzenbosje dat in vroeger tijden voor haar huisje is geplant, dit als bescherming tegen gure Westenwinden. ‘De afgelopen  week hingen de bomen vol staartmezen. Een groot deel van de zaadproppen was bezet met de lieflijke vogeltjes’. En nu ineens zijn ze verdwenen’. ‘Ze zijn vast op doortrek, vertel ik haar. Misschien zit er wel een witkop tussen, dat is dan een Noordelijke ondersoort’. De aangename uurtjes worden binnen voortgezet. Zij neemt weer plaats bij de haard, maar nu in een lederen fauteuil, waarvan je de rugleuning heerlijk in relaxstand kan zetten. Ik maak de lunch klaar. Vanuit het keukenraam kijk ik over de akkers achter het huis. De lucht is aan het betrekken. ‘Het trekt helemaal dicht. Het gaat vast sneeuwen’, zeg ik haar als ik binnenkom met belegde broodjes en krentenbollen. ‘Ja, ik zie het’. Heb je nog thee gezet?’ ‘Ja, die staat te trekken’.
Nog voor de lunch voorbij is, wordt het zo donker dat ik twee schemerlampen aanknip. Ik ruim de borden op en terwijl ik ze afspoel met warm water kijk ik naar buiten.


Heel eventjes maar
beroeren wat lichtvlekjes
de bruine aarde


                         Anne Blonk



Wij hebben het dit keer zo naar ons zin dat ik pas tegen het einde van de middag op huis aan ga. Mijn huis staat drie kilometer verderop en nog net voor het donker kan ik thuis zijn. Mijn moeder krijgt nog een dikke knuffel en dan vertrek ik. De sneeuwval is uitgebleven.  Sterker het is weer gaan opklaren. De zon zet het landschap in een zachte gloed.


Tegen het avondrood
grazen vijf silhouetten
dezelfde kant op


Henk de Vlieger