zaterdag 18 februari 2012

De biograaf


Een groot bord vertelt mij dat bezoekers van de begraafplaats hun auto gelieve bij het zwembad dienen te parkeren. Ik glimlach, want op dergelijke wijze ben ik nimmer verwelkomd als ik Dirksland binnen reed. Ik heb, tussen haakjes, nooit geweten dat Dirksland een zwembad bezat. Omdat ik mijn vriend bezoek parkeer ik mijn auto gewoontegetrouw op het grind naast zijn huis. Ik pak mijn weinige paperassen en sluip de woning binnen. “Goedemorgen”, klinkt het vanuit onverwachte hoek. Kletsend over van alles en niets stappen we door enkele vertrekken de woonkamer binnen. Daar vertellen we ons verhaal. Terwijl ik vertel over het manuscript, dat deze week naar de beoordelaar/corrector is gebracht om grondig gelezen te worden, staar ik in afwachting van Niels zijn reactie door het raam. Een zwarte wagen met daarnaast vier mannen in rok en hoge hoed rijdt tergend langzaam over straat. Achter de wagen in gelid een lange, lange stoet rouwenden. Er schijnt geen einde aan te komen. Minstens vijfhonderd stemmig geklede mensen, die staren naar de grond, schreiden waardig voorwaarts naar het graf. Het aan mij voorgeschotelde tafereel is een massaal laatste eerbetoon, een oud schooldirecteur en oud wethouder waardig. Ik denk er, met respect, het mijne van. Maar goed, het gaat in dit schrijven niet over een uitvaart, maar over de prenatale existentie van een ‘biografie’. Het zal niet lang meer duren of zij zal het licht zien. Bijna alle hoofdstukken zijn geschreven. Over twee wordt nog nagedacht. Het zijn voor Niels en mij spannende tijden. Want, ben ik geslaagd als schrijver / ‘biograaf’. Wij verwachten van de beoordelaar een eerlijk antwoord. Het kan zo maar zijn dat al ons zweet, bloed en tranen naar de prullenbak worden verwezen. In dat geval stel ik voor om met enkele getrouwen in ganzenpas, als laatste eer voor al ons werk, achter de vuilniswagen aan te lopen. Maar wat doemdenk ik nu, misschien zijn de geschreven fragmenten uit het leven van Niels wel een feest om te lezen.