donderdag 9 januari 2020

zeikerd - (in de krant GGO)



Vanaf de reling trekt de oever aan mij voorbij. Achter mij zijn twee andere passagiers druk in gesprek. Zij gaan straks op Tiengemeten aan het werk, ik vaar over als toerist. De enige zou later blijken, want ik kom werkelijk niemand tegen die dag. Schel klinkt een voor mij onmiskenbare roep en direct spits ik mijn oren. En … ja hoor, een ijsvogel. Dit keer niet in een flits, maar in rustig tempo zoekt hij zijn weg tussen de wilgen. Ik kan hem goed zien, zelfs zonder verrekijker. Een geluksmomentje aan het begin van mijn tocht.

Met de zon in de rug loop ik over de dijk naar de meest Zuidwestelijke kant van het eiland. De reeën doen het goed deze morgen. Eentje is zo brutaal om te blijven staan als ik hem in de smiezen krijg. Ik kan hem tot op tien meter naderen, dan draait hij zich om en verdwijnt met twee ferme sprongen tussen het struweel.

Onderweg houden putters en graspiepers mij gezelschap. Vrolijk dansen zij mij vooruit. Over het rietveld bakkeleien twee reusachtige vogels met elkaar. Juveniele zeearenden. Ik volg ze langdurig, totdat zij in een boom hun gemak nemen. Ter plekke probeer ik, de modder trotserend, dichterbij te komen zodat ik ze nog beter kan observeren.  Ik moet wel op gepaste afstand blijven, want ik wil ze natuurlijk niet verjagen. Uiteindelijk vliegen ze toch op, elkaar plagend zoals eerder.

Uitzicht vanaf de Vlietberg


Bij de Vlietberg rust ik op een bankje uit. Vanaf hier kan ik ook een groot deel van het eiland overzien. Aan roofvogels deze dag geen gebrek. Boven een veld met uitgebloeide guldenroede zweven de meest voorkomende kiekendieven van ons land, de bruine en de blauwe. Die laatste is te herkennen aan zijn witte stuit. Dan is het tijd om terug te gaan. Het blijkt lastiger dan ik dacht, want de regen heeft flink huisgehouden. Waar eerst alleen sompige modder lag, liggen nu heuse plassen. Sommige zijn zo breed dat ik ze nauwelijks droog kan oversteken. Ik hop van graspol naar graspol en voordat ik er erg in heb ben ik ver van het oorspronkelijk pad.

Terugkeren wil ik niet, daar ben ik te veel een avonturier voor. Had ik in het begin van mijn tocht geluk, nu slaat het noodlot toe. Een pol blijkt niet zo stevig als gedacht zodat ik een echte ouderwetse zeikerd haal. Kent u die uitdrukking? Nee? U raadt het vast wel: Een nat voetje.

De twee uurtjes die ik nog terug moet lopen, maken dat ik de natte sok vergeet. Ik word opgepikt door een, op de schipper na, leeg pontje. Wat inderdaad mijn idee versterkt: Vandaag was ik vast de enige toerist.          

dinsdag 7 januari 2020

Vogelaarsschaamte


Soms is het handig om oude wijsgeren te raadplegen, die eeuwen geleden, de tijd hadden om alles grondig te onderzoeken. Een van hen was Aristoteles, geb. 384 jr. voor Chr. Voor dit stukje raadpleeg ik zijn Ethica Nicomachea.


De uitdrukking je moet je schamen is in eerste instantie aan de jeugd gericht. Vaak is er dan een handeling verricht of juist nagelaten die moreel gezien niet door de beugel kan. Het is dus een opvoedkundige terechtwijzing. In de loop der eeuwen is, zoals het met veel begrippen gaat, de oorsprong vergeten en is het begrip gemeengoed (een cliché) geworden. Te pas en te onpas wordt het gebruikt.


Het gevoel van schaamte is een emotie, een angst voor een slechte naam. Anno 2020 ‘moet’ je jezelf voor veel dingen schamen. Zo is er bijvoorbeeld vleesschaamte. Vroeger was het normaal dat er in veel gezinnen, als de financiën het tenminste toelieten, er elke dag vlees op tafel kwam. Later zag men in dat een verminderde vleesconsumptie gezonder was, onnodig dierenleed bespaarde en beter was voor het milieu. Er was alleen een brede maatschappelijke discussie. Van schaamte, laat staan van je ‘moeten schamen’, was nog geen sprake. Dit geldt ook voor alcohol- en vliegschaamte. Er werd over gepraat en nagedacht, meer niet.


Het vervelende is dat het dwingende, ‘je moet je schamen’, demagogisch overkomt. Het is angstmakerij, doe je niet mee, dan is de kans groot op een slechte naam.


Op ons eiland is momenteel een grote trap, een bijzondere vogelsoort, te bewonderen. Op sommige dagen staan tientallen vogelaars in rangorde opgesteld om de vogel te spotten of op de gevoelige plaat vast te leggen. De vogel is al diverse keren verjaagd naar een ander perceel door de soms opdringerige vogelaars . Ze moeten zich schamen die malle vogelaars. Of moet juist ik mij schamen, dat ik als rasechte vogelaar niet de moeite heb genomen om naar de vogel te gaan kijken. Zo van: Wat ben jij voor een vogelaar? Schaam je! Ik ben in ieder geval niet bang voor statusvermindering. Of bang, om er niet meer bij te horen. Voel ik het daar toch ergens knagen op de achtergrond …