Nico en Klaas
Na
een wandeling waarin de kleine jongen al enkele Sint Nicolaas versjes had
gezongen en ook opa af en toe zijn vocale kunsten in volle glorie vanachter de
buggy door de straten had laten galmen, stappen de drie, ook mams is erbij, de
ontvangstruimte van het verzorgingstehuis binnen; St. Nicolaas ontvangt hier iedereen
die hem lief heeft.
Opa
kijkt zijn ogen uit. In een hoekje zit de Sint op zijn stoel, geflankeerd door ‘Zwarte’
Piet, al mag je hem tegenwoordig zo niet noemen. Piet heeft lange zwarte
krullen. ‘Zeg Piet’ vraagt opa ‘kan ik niet wat krullen van je krijgen’. De toon
is gezet; opa is zelf zo goed als kaal.
De
kamer van de Sint is verrassend opgezet, rechts staat het ledikant van
Nicolaas, erlangs aan de wand hangen afbeeldingen van waar hij vandaan komt, bij
het hoofdeind een kastje waarop een boek en een glas water. In een andere hoek
zijn staf en door de schrijver van dit verhaal vergeten attributen die
kenmerkend zijn voor alles voor sinterklaas en dus de essentie van het grote
feest verstevigen.
De
kleine jongen is bangig voor de Sint, net zoals zijn moeder en opa dat in
vroegere tijden waren, toch probeert de Sint hem te paaien, wat niet lukt. Tijd
om naar huis te gaan, ieder in gedachten; toch wel heel bijzonder deze
alternatieve ontvangst. Door de rustige, ongedwongen sfeer waarin al de
zintuigen gestreeld worden, is de angst voor Sinterklaas verdwenen en, de opzet
van het feest verheven tot kunst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten