woensdag 15 april 2020

Fragmenten



Ga maar zitten en wacht af, het komt vanzelf;
zei een vriend ooit tegen mij.

Het duinpad laat ik achter mij.
Terwijl de echo van knarsend schelpengruis
langzaam wegsterft, ga ik zitten in het gras.

En ja,
vanuit een verre struik, lu-lu-lu-lut
de boomleeuwerik hoog de lucht in,
om later, ’t is haast vlijen, te landen in het gras.

Lunchtijd.
Een oude omgevallen beuk dient als bank.
En weer komt het vanzelf.
Uit onverwachte hoek duwt iets zachtjes tegen mijn arm.

Ik kijk om en zie tot mijn verbazing:
Een kat. Voor even zijn wij vriendjes,
totdat mijn broodkorstjes op zijn.

Likkebaardend, lekkerbekkend en spinnend
draait hij nog wat rondjes.
Laat mijn vriend nu van katten houden.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten