Voortgestuwd
door een noordwesterstorm rukken de metershoge golven op naar de branding. Daar
spatten zij in wit schuim uiteen. De wind tilt de vlokken op, vermengt ze met
zand en waait ze naar het duin, waar wij enigszins beschut turen over zee.
‘Kijk dáár, links van de gele boei’ … Volhardend,
zand en zout hebben inmiddels een waas over mijn optisch instrumentarium gelegd,
probeer ik de jan van gent, want dat is de vogel waar Peter naar wijst, in mijn
blikveld te vangen. En dan eindelijk lukt het.
Nog een tijd
lang genieten wij van het natuurgeweld in optima forma, dan wordt het ook ons
te gortig, het zand heeft inmiddels in alle gaten en kieren van ons lichaam
zijn weg gevonden. Tijd om de luwte op te zoeken. De Kleine Beer is een prima
plaats daarvoor. Het lijkt vandaag terplekke vogelarm, maar gaandeweg
sprokkelen wij toch de soorten bijeen.
’s Avonds na
het eten wil ik eigenlijk lekker weg doezelen op de bank, echter mijn taak als
atletiektrainer kan ik niet verzaken. Als ik dan laat in de avond mijn hoofd op
het kussen leg, om te dromen van al het moois dat de dag mij bracht, vallen de
laatste zandkorrels uit mijn oor. Zacht schuren zij over mijn wang bij elke
beweging die ik maak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten