vrijdag 31 augustus 2018

Uit het vroegere leven van


Eind jaren negentienhonderdzestig
De voormalige boerderij, rust zwaar op zijn fundering, waarvan de palen stevig zijn vastgezogen in de vette zeeklei. Niets lijkt te bewegen. Alleen de bedauwde webben van de kruisspin wiegen zacht op een klamme herfstbries. De gordijnen van de ramen in de voorgevel zijn gesloten. Achter de woonkamer ligt een kleine ruimte waar driemaal daags gegeten wordt. Alleen op zondagen, of als er visite is wordt er in de woonkamer opgediend.
Van dit vertrek wordt overdag het meest gebruik gemaakt, het ligt door een dunne muur gescheiden naast de deel die van buitenaf met twee grote deuren te bereiken is. Zo konden vroeger boerenkarren in en uit laveren. Gingen er alleen mensen in en uit, dan kon dat via een kleinere manshoge deur die in een van de twee grotere deuren hing. Achter de deel ligt de veestal, die nu gebruikt wordt als opslag voor een grote berg kolen. De stal is te bereiken via de deel of, direct via de deur in de achtergevel.
De voorgevel verspringt en verbreedt zich circa acht meter verder. Hierachter ligt de keuken. De deur daarvan gaat langzaam open en een man in doordeweekse kleding stapt in het donker monter naar buiten. Op zijn hoofd draagt hij een wollen pet, onder zijn arm een tas waarin zijn twaalfuurtje. Ooit was hij boerenknecht, nu werkt hij als corveeër bij zijn naamgenoot Cornelis Verolme, de scheepsbouwer. Over het knarsend grind loopt hij naar de kant van de weg en kijkt op zijn horloge. Nog drie minuten dan pikt de bedrijfsbus hem op voor een rit naar De Botlek waar de scheepswerf ligt.

Dit is deel I van een vierluik. Morgen volgt: Als de schoorsteen rookt

Geen opmerkingen:

Een reactie posten