Het
felgele verenkleed van het akkermannetje weerkaatst in het magere licht.
Winterskoud is het. Om en om schuif ik mijn gevoelloze handen in één van mijn
broekzakken. Met de vrije hand stuur ik de fiets over een boerenpad dat
ingeklemd ligt tussen een braakliggende akker en de nog groene wintertarwe. De kraag
van mijn jas is opgetrokken tot net onder mijn oren. Als ik de gele kwikstaart
dicht ben genaderd, stap ik af en richt mijn verrekijker op de vogel. Net op
dat moment breekt de zon door. Tot in detail kan ik de bijna tropisch aandoende
vogel, die intussen argwanend op een kluit aarde langs de slootkant is gaan
zitten, bewonderen. Als de vogel opvliegt, in het jonge graan landt en voor mij
haast onzichtbaar is, stap ik op mijn fiets. Met de wind in de rug rijd ik naar
een verderop gelegen bosperceel. Daar word ik verrast door de zang van een
nachtegaal. Het is echt voorjaar. Toch lijkt de winter zich nog niet gewonnen
te geven, want als ik de laatste kilometers naar huis fiets trekt de lucht
dicht. Nog geen minuut later klinken enkele donderslagen. Een gordijn van hagel
en natte sneeuw nadert mij in de flank. Nog één keer slaat de winter toe. Met
een van de kou verbeten gezicht zet ik doorweekt mijn fiets in de schuur. Warme
koffie en een dikke trui maken dat ik mij behaaglijk voel. Het is nu wachten op
de definitieve knock-out die het voorjaar de winter zal geven.
Grappig, ik maakte hetzelfde mee en legde je akkerman vast op de gevoelige plaat (op een kluit aan de slootkant). Misschien dezelfde. Ik zal hem je mailen. Misschien kun je hem er in miniatuur bijzetten.
BeantwoordenVerwijderenMooi dat je die vogels zag, dat is genieten.
BeantwoordenVerwijderen